De vrijstelling betreft alleen gevallen van overdracht aan gemeen ten en aan verenigingen, vennootschappen en stichtingen, in de Woningwet genoemd. Een stichting tot bouw van een bejaarden centrum b.v. valt daar niet onder. Wel zal, gelet op de wettelijke bepalingen ter zake, de akte van overdracht van grond voor de bouw van een bejaardencentrum aan een toegelaten woningbouw vereniging onder die vrijstelling vallen. Het verder gaan op de weg van de vrijstellingen brengt bezwaren mede. Overkeidspersoneelsaangelegenkeclen in de 2e Kamer De hoofdschotel van dit onderdeel der openbare besprekingen in de 2e Kamer werd gevormd door de voorgestelde aparte salaris verhoging van alle hogere rijksambtenaren. Zelfs een voorstander van deze verhogingen, het Kamerlid Beernink, gaf toe dat de idee „in den lande praktisch niet te verkopen'' is. Hij achtte heropening van het rijksoverleg over de salarissen van de lagere ambtenaren nodig. Ditzelfde vraagt zijn medestander Van Dijk. De Heer Van der Zanden merkt op dat o.m. de accountants en de Technische ambtenaren van het kadaster van oordeel zijn, dat de bestaande salarisverhoudingen door het tien miljoen-ontwerp nog meer scheef worden getrokken dan thans reeds het geval is. Hij wijst op blz. 12 en 13 van de Memorie van Antwoord op hoofdstuk VII B, waar staat „dat het verloop onder de landmeters gering is en te wijten is aan de normale afvloeiing door pensione ring, terwijl de recrutering de behoefte dekt. Onder het middelbaar technisch personeel blijkt echter een toenemend verloop te bestaan. In 1954 was dit 5]/^ pet., in 1955: 10 pet en in 1956 zelfs ruim 12 pet. Bovendien blijkt duidelijk de onderbezetting in de middel bare rangen. Er bestaat grond te veronderstellendat dit verloop is te wijten aan de onderwaardering van dit personeel bij de kadastrale dienst Daarom dringt hij aan op het nemen van die maatregelenwelke kunnen leiden tot opheffing dier euvelen De Heer Blom memoreerde, dat in het voorjaar van 1955 de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken namens het Kabinet mededeelde, dat de denivellering (inzake de salarissen van het bur gerlijk rijkspersoneel) in technische zin was beëindigd en dat slechts ten aanzien van het wetenschappelijk gevormd personeel en ten aanzien van bepaalde groepen onder het hoger en middelbaar tech nisch personeel de salariëring na beginsel nog wijziging kon onder gaan. Hij constateert, dat iedereen in 1955 „incidentele herzieningen" in de salariëring ook van middelbare en lagere ambtenaren ver wachtte. Daaromtrent verneemt hij nu niets meer. Hij wenst, mede 67

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1957 | | pagina 24