In laatstgenoemd overzicht vinden we een korte schets van de
Cultuurtechnische Dienst te Utrecht, die is ingesteld bij K.B. van
26 juli 1935. De samenvatting volgt hier.
Aan het hoofd staat een Directeur.
Met het oog op de uit te voeren werken is de Dienst verdeeld in
3 cultuurtechnische hoofdafdelingen. De werken zijn in groepen
ingedeeld: Al- en A2-werken, Bwl- en Bw2-werken (men leze het
Verslag over 1951, blz. 36 e.v. en 119 e.v.).
Al-objecten zijn de tuilverkavelingen en (her)ontginningen,
A2-objecten zijn ontwateringswerken, aanleg en verbetering van
wegen, inpolderingen e.a;
De Bw-objecten zijn de zg. boerenwerken, het kleine type cultuur
technische werken, bestaande uit (her)ontginning, drainage, ver
betering van kavels, verbetering en graven van sloten en verbete
ring van landwegen.
De Bwl-objecten worden met subsidie van de C.T.D. op boeren
bedrijven in eigen beheer uitgevoerd, meestal met de eigen arbeids
krachten van het bedrijf. Maar de behoefte aan werkgelegenheid
voor losse arbeiders in het stille seizoen was hierdoor niet be
vredigd.
Mêer in het bijzonder voor deze zijn in 1951 de Bw2-objecten
ontworpen, de zogenaamde boerenwerken met loonadministratie.
Uitvoering van deze werken geschiedt in zogenaamd vrij werk
door de Heidemaatschappij of Grontmij, welke cultuurmaatschap
pijen de uitvoering ook vaak stimuleren door een voorschotregeling.
Vooral na de bevrijding is de subsidiëring van cultuurtechnische
werken toegenomen. Als één van de nevendoelen geldt hierbij het
belang van de werkgelegenheid. Hoofddoel is de opvoering van de
landbouwproduktie (zie ook Ir. A. G. Zwart, Het doel en het werk
van de Cultuurtechnische Dienst, radiolezing Reg. Noord, 4 okt.
1950).
Recht op arbeid" is met de bibliografie aan het slot een
voortreffelijk boek. Men moet de gedegen studie zelf lezen, om
daarvan overtuigd te worden. Wij wilden echter voornamelijk wij
zen op de arbeid van de Nederlandse cultuurtechnische organen.
Wiskunde zonder omslag, door W. W. Sawyer, uit
geverij Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 222 blzn,
27 fign., 11x18 cm, 1,25 ingenaaid.
Dit is een vertaling door J. J. P, Boezeman van het in de 13e
jaargang (1955), blz. 243, besproken Mathematician's Delight.
Aan de woorden die D. de Vries toen aan het werkje wijdde, heb
ben we niets toe te voegen. Wij wensen dit boekje dat voor zo'n
lage prijs verkrijgbaar is, in handen van zeer vele van onze lezers.
Wanneer en/of de nederlandse vertaling van het tweede deeltje,
Prelude to Mathematics, zal verschijnen is ons niet bekend.
80