P. S. TEELING:
Hef Kadaster in de branding
Wij van het Kadaster kunnen onze ogen uit de aard van de zaak
niet sluiten voor de naakte werkelijkheid, die ons elke dag wéér
met de neus op de feiten drukt: sedert de Bevrijding bevindt deze
Rijkslandmeetkundige Dienst zich in een steeds gevaarlijker wor
dende branding. Al minder en minder helaas kan het Kadaster
voldoen aan wat in zijn drieledige doelstelling ligt opgesloten, nl.
1. grondslag voor een evenredige verdeling van de grondbelasting;
2. redelijk-„bije" staatsadministratie van alle onroerende goederen
en van de zakelijke rechten op de afzonderlijke percelen; 3. karto-
grafische basis voor de ruimtelijke ordening van ons land en voor
de planologie in de meest-ruime zin. Jaar na jaar verergert de ach
terstand, welke er is in de opmeting van nieuw-gevormde grenzen
van zakelijk recht, om van de meting en kaartering van nieuwe
gebouwen maar te zwijgen. Had het Kadaster vroeger bij het grote
publiek een bepaalde vermaardheid, omdat tot de bijgebouwen toe
de perceelsopstallen op de kaart stonden, thans komen naar schat
ting zelfs een paar honderd duizend hoofdgebouwen nog niet eens
op de kaart voor. Ieder jaar groter wordt de achterstand op het
gebied van de modernisering van het kaartmateriaal, van hermeting
en herkaartering op een voor het moderne leven met z'n bestem-
mings-, ontwikkelings- en uitbreidingsplannen noodzakelijke kaart-
schaal. Jaar na jaar wordt de lijst van urgente, in uitvoering te
nemen en aangenomen ruilverkavelingen langer, en alleen al de
oppervlakte te ruilverkavelen gebied, waarvan de eindstemming is
gehouden, omvat ongeveer 15 jaar werk. Wie vandaag op een
stemmingsvergadering vóór een ruilverkaveling stemt, heeft kans,
dat hij in 1970 met de eerste werkzaamheden voor de grondom-
legging een aanvang ziet nemen.
Door de nood en het gebrek aan goed kaartmateriaal gedwongen,
zijn sinds de bevrijding verschillende gemeenten overgegaan tot de^
instelling van een eigen landmeetkundige dienst of hebben aan een
particulier landmeetkundig bureau opdracht gegeven tot opmeting
van hun grondgebied. Ook hier op planologisch terrein schoot
helaas de kadastrale dienst in haar natuurlijke taak tekort. Voor
wat de juridisch-administratieve doelstelling betreft o,a. de vast
legging in meetgetallen van de grenzen van zakelijke rechten
spreken de cijfers van de achterstand een duidelijke taal: op
1 januari 1947 te meten akteposten 19622, controleursposten 27712;
thans, 10 jaren later: 88329 akteposten, 82724 controleursposten.
Is het verwonderlijk, dat een kadasterman in hart en nieren als
collega De Boer uit Maastricht in zijn hartekreet (T.A.K. orgaan
van november 1956) gewaagde van „het zieke Kadaster"? Wie
trouwens in kadastrale kring zijn oor te luisteren legt, hoort op
merkingen over „een failliete boedel", die symptomatisch zijn en
90