karakteristiek voor de donkere periode, die wij-van-het-Kadaster
moeten doorworstelen.
Als vóór 130 jaren
De tijd van duizelingwekkende hoogconjunctuur voor de land-
meterij, die wij thans meemaken, kent zijn weerga niet, en we
moeten ongeveer 130 jaren in de geschiedenis terugduiken, om
énige vergelijking met vandaag-de-dag te kunnen vinden. Ook
tóen stonden de beoefenaren van de kadastrale landmeetkunde voor
de enorme taak, ons land aan modern kaartmateriaal te helpen
(planologie), een grondslag op- en uit te bouwen voor de heffing
van een naar evenredigheid der inkomsten uit onroerend goed te
dragen belasting (grondbelasting) en een basis te vormen voor een
juridisch-administratieve grondrechtenregistratie van het gehele
land. De Recueil Méthodique men sla er deze maar eens op na
geeft duidelijke aanwijzing in deze richtingen.
Ook toen vooral in de jaren tegen 1825, in verband met de
ophanden zijnde perceelsgewijze schatting voor de grondbelasting
(1826-1832) moest een gevecht worden geleverd met de tijd
en met de achterstand op het schema, dat ongetwijfeld een ka
dastrering van geheel ons land in korter tijd dan 15 jaren had
beoogd. Viel het onze voorgangers van die dagen gemakkelijker,
zich door de rijstebrijberg van metingen heen te werken, doordat
zij hun arbeid verrichtten volgens een lang te voren uitgestippeld
plan? We weten het niet. Werden wij daarentegen door de lawine
van de na-oorlogse metingen onvoorbereid overvallen? Ik geloof,
dat wij niet helemaal onvoorbereid waren. Al ver voor de oorlog
was b.v. het streven waar te nemen naar meer planmatigheid in de
ruimtelijke ordening van ons land en achteraf bekeken was het
geen toeval, dat men ook in kadastrale kring zich midden in de
crisistijd méér ging beraden op zijn maatschappelijke existentie.
I Uitingen van deze gedachtengroei waren o.a. de publikatie van
landmeter Smit over de sociale taak van de landmeetkunde (Tijd
schrift voor Kad. en Landmeetk. 1934) en de artikelenserie van
schrijver dezes over de nauwe relatie tussen Kadaster en ,,plan van
de arbeid" Ambtenaar" jg. 1935).
In Mei 1940 overspoelden de barbaren als een zwerm sprinkhanen
ons land, en het streven van de bezetter tot zelfvoorziening op het
gebied van de voedselproduktie bracht binnen een half jaar een
zeer sterke uitbreiding van de Ruilverkavelingsdienst tot stand.
Korte tijd later volgde de oprichting van de Dienst voor Buiten
gewoon Landmeetkundig Werk, voorlopig met als (mislukte) proef
de indienstneming van een groot aantal ongeschoolde krachten
voor de binnen- en buitendienst onder leiding van twee landmeters
en een ervaren chef de bureau per kantoor, in de velddienst ge
schraagd door een flink aantal in vaste dienst aangestelde land-
91