Ingezonden DE ZWEEP KNALT IN DE KADASTRALE ARENA In de tijd, toen ik als volontair op één van de kadasterkantoren bij de landmeetkundige dienst werkzaam was kreeg ik eens een prent onder ogen met als onderschrift „De zweep knalt in de kadastrale arena". Dat is vele jaren geleden. Op die plaat was een circus afgebeeld. In het midden van de arena stond een Inge nieur-Verificateur van het Kadaster met een lange zweep. Land meters in de gedaante van paarden liet hij in de arena ronddraven. Boven de hoofden van het circuspubliek stonden enige namen ge schreven, waarschijnlijk van toeschouwers, die iets met de kadas trale dienst te maken hadden. Ik moest toen het vak nog leren. De bedoeling van de plaat had ik dus niet helemaal door, maar later heb ik begrepen, wat er gaande was. In mijn volontairstijd was er geen achterstand in het werk, althans niet uitgedrukt in diverse statistieken van tienduizenden nog niet gemeten posten. Men deed zijn werk bij de dienst heel genoeglijk. Maar veel te lang duurde die genoeglijkheid voort en men merkte niet eens, dat er in zeker opzicht een grote achterstand ontstond. Men hield geen gelijke tred met de diensten om zich heen. Deze diensten namen niet meer genoegen met de produkten van het kadaster. Toen werd er alarm geslagen. Men werd door de op vattingen van die andere diensten opgeschrikt en de zweep knalde in de kadastrale arena. Bijbladen werden vernieuwd, om sneller de bijhouding van de plans te kunnen uitvoeren, men trok er meer opuit met de hoekmeetinstrumenten, om te geraken tot een snellere verbetering van de intrinsieke waarde van de kadastrale kaart, men breidde het aantal gehele hermetingen uit. Het was niet afdoende. Te lang zijn bij onze dienst alleen de landmeters met meetband en meetarbeiders er op uitgetrokken als ingenieurs, die de door hen ontworpen bruggen zelf bouwen in plaats van leiding te geven bij die bouw. Ook nu komt dat nog te veel voor. Is het wonder dat het werk en de taak van de landmeetkundige ambtenaar ten kantore en te velde door deze ambtenaren niet op de juiste wijze kon worden gewaardeerd? Hun gedachtengang was voornamelijk uitvoerend en niet organiserend! Wanneer men nu in de Tweede Kamer naar voren brengt, dat het werk van de landmeetkundige ambtenaren niet voldoende is gewaardeerd, waardoor een belangrijk deel is overgegaan naar andere diensten, dan moet men bij „onvoldoende waardering" niet alleen maar de klemtoon leggen op onvoldoende salariëring. (Ook de Minister van Financiën doet dit.) De miskenning van de vak- 125

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1957 | | pagina 37