niet over één nacht ijs gingen, droegen het onderzoek naar de juist
heid op aan de meest eminente krachten op dit gebied: mr Simon
Stevin, Willebrordus Snellius, Samuel Marlois (wiskundige te
's-Gravenhage) en Mr. Jan Pietersz. Dou. Op 5 januari 1619 ver
scheen dit viertal in de vergadering der Staten-Generaal, om aan
,,Haere Hoog Mogenden" verklaringen af te leggen over de inven
tie van Jarichs 19a).
In deze zelfde tijd droeg Prins Maurits aan Dou op, een preciese
halve Rijnlandse Roede te vervaardigen, vermoedelijk als stan
daardroede voor de vestingbouwers en landmeters bij het leger. Uit
deze opdracht ontstond een onderzoek naar de in onze gewesten
gebruikte landmaten, een onderzoek dat resulteerde in een „7Yac-
taet van de Roeden en Landtmaten door Hollandt, Zeelandt ende
andere daeromtrent leggende plaetsen gebruycklick.dat in 1629
het licht zag. Met de Rijnlandse Roede als maateenheid vermeldt
Dou in dit geschrift meer dan honderd in zwang zijnde roede-
maten20). Nog de in de aanhef van dit artikel genoemde Morgen
ster-Knoop gebruikt in 1744 het Tractaat van Dou en terecht.
Want met grote precisie was Jan Pietersz. Dou tewerk gegaan,
daarbij uitgaande van de standaardvoet, die, aan een muur van het
Leidse Stadhuis tussen de spijlen' 'was bevestigd, sedert lang daar
aanwezig was. Die standaardvoet was een vertikale ijzeren staaf
met horizontale duimen, waartussen de timmerlieden hun duimstok
ken op de juiste maat maakten. Hoe nauwkeurig Dou tewerk ging,
onderkennen we als we de vergelijking lezen van de Putse Roede
met die van Rijnland: de eerste is ,,lang 108333 van die gelijke dee-
len, van welke de Rijnlandsche 100.000 deelen bevat"21),
In navolging van Stevin, die de tiendelige breuk uitvond, en van
Snellius, die de oorsprong van de Rijnlandse voet naging en deze
op de Romeinse terugleidde, verdeelde ook Dou de roede in tien
den, honderdsten en duizendsten ,,als zijnde de alderlichtste ende
bequaemste om door te calculeeren." Uiteraard moest dan later
(denk aan de landmeterseed, waarin wordt gesproken over het ge
bruik van de roede, verdeeld in 12 voeten, de voet in 12 duimen, de
duim in 12 lijnen) de landmetersmaat worden omgerekend in de
landmaat, die ter plaatse gebruikelijk was. Tot in het particuliere
gebruik werd de tiendeligheid door Dou volgehouden. In zijn „Bou-
chouder..." tekende hij (in 1607 voor de tweede maal getrouwd)
aan: „Den 20 February, anno XVIc negen is mijn tweede kint ge
boren des middags omtrent Va van een quertier voor twaelf uren op
een Vrydach; was een soon ende lanck volgende de roede, aen
thienen verdeelt, 126 ofte 126/1000 deel van een roe."
Landmeter van Leyden, geadmitteerd landmeter van Holland,
Zeeland en West-Vriesland, buitengewoon landmeter van Rijn
land, notaris, wordt hij na de dood van Adriaen de Bruyn op 12
September 1631 tot ordinaris landmeter van Rijnland benoemd,
aanvankelijk zonder vast salaris, vanaf de herfst tegen een jaar
wedde van 60 ponden. Dit hield niet in, dat Dou nu uitsluitend voor
139