Berichten
Het Kadaster in de Memorie van Antwoord
Eerste Kamer, zitting 19561957
In de Memorie van Antwoord betreffende hoofdstuk VII B (De
partement van Financiën) der Rijksbegroting voor het dienstjaar
1957 deelt de Minister het volgende mede:
Voor het jaar 1957 is een groter aantal ambtenaren en arbeids
contractanten geraamd dan in de begroting voor 1956, omdat er
naar wordt gestreefd het tekort aan personeel zo spoedig mogelijk
op te heffen. In het bijzonder wordt getracht door het in opleiding
nemen van adspirant-tekenaars de benodigde aanvulling van het
corps tekenaars en landmeetkundige ambtenaren te verkrijgen.
De bestaande achterstand is ontstaan door een snellere groei van
de werkzaamheden dan verwacht werd, gepaard gaande met een
aanzienlijk personeelsverloop.
Gelet op de resultaten van de recrutering is de verwachting ge
rechtvaardigd, dat de personeelsbezetting over enkele jaren het
gewenste peil zal hebben bereikt.
Het grootste gedeelte van de kadastrale kaarten voldoet niet aan
moderne cartografische eisen, waardoor gemeentelijke en provinciale
landmeetkundige diensten gedwongen waren meer personeel in
dienst te nemen, dan nodig zou zijn geweest, indien in het verleden
de kadastrale hermetingen op groter schaal ter hand waren genomen,
Bij de met de thans beschikbare middelen uitgevoerde hermetin
gen wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de behoeften van
voornoemde diensten.
Het georganiseerd overleg in ambtenarenzaken
De Minister van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiek
rechtelijke Bedrijfsorganisatie, heeft aan de Ministers een circulaire
gezonden betreffende de herziening van de bepalingen omtrent bij
zondere commissies van overleg en dienstcommissies.
De regeling van deze materie is opgenomen in de artt. 113129
A.R.A.R.
Na de oorlog is he* Centraal georganiseerd overleg gevoerd in de
salariscommissie ad hoe en eerst in 1951 in de inmiddels weer in
werking gestelde Centrale Commissie voor G.O. (artt. 105112
AR AR, herzien in 1954).
Het K.B. van 4 juni 1956, Stb. 331 bracht ons dan eindelijk weer
op weg „naar een behoorlijk functionerend overlegsysteem in de
Burgerlijke Rijksdienst". Voorstellen tot instelling van bijzondere
commissies (zoals er informeel ook één werkt bij de Belastingdienst)
moeten bij de Minister B.Z., B. en P.B. in 45-voud worden inge
diend.
Leden van bijzondere commissies, vertegenwoordigers van het per-
157