P. S. TEELING:
Jan Pietersz. Dou. der sfadt Leyden Lantmefer
ende Wynroeyer, 1573-1635
In het meinummer van dit Orgaan vestigde coll. W. Koopmans
onze aandacht op het achttiende eeuwse landmetersboek van Johan
nes Morgenster, zoals dat in 1743/1744 door J. H. Knoop in vermeer
derde druk opnieuw was uitgegeven. Deze ,,Werkdadige Meet-
konst", die voor het eerst in 1703 verscheen en na 1744 nog in 1757
en 1784 een herhaalde uitgave beleefde, is ook door de eerste land
meters van het Kadaster geraadpleegd in de jaren, toen ons land
geheel moest worden opgemeten. Op deze plaats is al eens de aan
dacht gevestigd op de omstandigheid, dat omstreeks 1810 honder
den landmeters bij het Kadaster in dienst waren getreden. Dit grote
corps vormde een goed afzetgebied voor een landmeetkundig leer
boek als dat van Morgenster, dat dan ook een geheel omgewerkte
5e druk beleefde, bewerkt door ,,M. I. S. Bevel, A. L. M. Phil. Doet.
en Stads Schoolhouder te Leijden."1)
,,Werkdadige Meetkonst" van Morgenster toont grote overeen
komst met de .Beknopte Lant-Meet-Konst" uit 1662, geschreven
door Mattheus van Nispen, geadmitteerd landmeter te Dor
drecht2). Beide werken evenwel grijpen zeer duidelijk terug op
een landmetersleerboek, dat zulk een nederlands standaardwerk op
het gebied der praktische landmeetkunde is geworden, dat nog in
de twintiger jaren van onze eeuw menige landmeter van het Ka
daster het in zijn boekenkast had staan. Ik doel hier op Praktijk
des Landsmetens" 3)in 1600 geschreven door Jan Pietersz. Dou,
stads landmeter van Leiden, in samenwerking met mr. Johan Sems,
ingenieur van het Landschap Vriesland en vooral bekend gewor
den door de Semslinie, een kaarsrechte 30 km lange „scheide-
gruppel" tussen Groningen en Drente4).
Opgegroeid in bloeitijdperk
Jan Pietersz Dou werd in de bange tijd van Alva's schrikbewind
in 1573, dus niet lang voor het befaamde Beleg en Ontzet, te
Leiden geboren als tweede zoon van de kuiper Pieter Arents^
Dou5). De Noordelijke Nederlanden stonden aan het prille begin
van een fènomenale gouden tijd op welhaast elk gebied. Reeds was
de Renaissance" een eind voortgeschreden en had op alle ter
reinen van wetenschap en kunst nieuw leven gewekt. Alles wat de
Oudheid aan wiskundige kennis bezat, was eerst nu weer in origi-
nali bekend en grotendeels opnieuw toegankelijk geworden. De
volmaakte rekenkunde en algebra had reeds enige tijd geleden de
lange weg uit Indië naar Europa afgelegd. Leiden verkreeg als
130