boven alle twijfel verheven moest zijn, en wiens metingsstukken
de kracht van authenticiteit bezaten, als nu nog het geval is bij
de notaris, bij het dagregister van de Hypotheekbewaarder, bij de
boeking van een stuk in een memoriaal van registratie. Hoe zeer
ten deze analoog aan het notariaat werd gehandeld, leert ons de
ordonnantie uit 1544 voor de landmeters in Utrecht, die tot diep in
de 18e eeuw gegolden heeft en vermoedelijk steunt op voorschrif
ten, van ver voor de 16e eeuw.
,,I. In den eersten, soo zal den Landmeeter, die dit ampt hebben
,,zal, gehouden zijn goede register te houden van alle meetingen en
,,scheydingen, die hy, ten verzoeke van partyen, doen zal, met
specificatie van dien, ende van der tyd van meetinge of schey-
,,dinghe, ende zal daar af voor de eerste reyse partyen (indien sy des
,,begeeren) leveren, in schrift onder syn hand, die scheydinge ende
meetinge by hem gedaan, op syn behoorlyke salaris en daggelden;
behoudens, soo wanneer parten andermaal of meer copye begeeren
,,uyt syn register, soo zal hy die selve, die sulks begeeren, copye
,,daaruyt geven, en daar voor ontvangen vier stuyvers." Iemand
anders dan partijen kwam hier niet aan bod en kon geen kopie
van de meting of van het veldwerk verkrijgen. Dit beginsel van
zeer beperkte openbaarheid is trouwens in Engeland nog in zwang.
Moest de landmeter dus in elk geval protocol houden van de door
hem verrichte metingen, op verzoek van de partijen was hij ook ge
houden, deze metingen in extenso te registreren. Hiervan zegt de
ordonnantie: ,,Item, soo zal deesen Landmeeter hebben van alle
meetingen of scheydingen, op schrift als vooren te stellen ende te
,,registreeren, soo verre partyen des begeeren geregistreert te wer~
„denende anders nyet, van eiker reyse in eene saeke ses stuyvers
,,die de partye, die des versoeken zal geregistreert te hebben, beta-
,,len zal, ende indien partyen beyde hetselve begeeren, te betalen
,,half ende half." 11
Zo was dan dus in 1597 aan Jan Pietersz. Dou dit verantwoor
delijke ambt in handen gelegd. Korte tijd later volgde zijn benoe
ming door het Gerecht van Leiden tot wijnroeyer, tot rooier, op-
meter, van de voorraden wijn t.b.v. de vaststelling der te betalen
accijnzen. 12 februari 1598 legde hij de eed af in handen van
burgemeester Claes Adriaensz:
„Ic zweere ende geloove dat ic my in het ampt van het roeyen
,,en peylen van alle wijnen, twelc my es toevertrout, ter goeder
trouwen gedragen ende de bevonden mate oprechtelicken, volgen-
,,de de roeystoc ende de ordonnantie of instructie, my gelevert of
,,noch te leveren, openen en verclaren zal, zonder daerinne yemant
,,te verongelycken of affectie, gonst of afgonst toe te dragen. Ende
,,dat ick voerts al zal doen, dat een goet, oprecht ende getrou
,,roeyer ende peylder schuldich es ende behoort te doen. Zo waer-
,,licken moet my Godt Almachtich helpen."
134