met kostprijzen van slaven en vee, overzichten van ontvangen en
uitgegeven graan etc., bestuursadministratieve bescheiden dus uit
tempelarchieven en grote bedrijven.
De kleitafeltjes, waarover wij hier schrijven, zijn alle van dezelfde
plaats en uit dezelfde periode, nl. uit de 70 regeringsjaren van de
koningen Sulgi (22762231), Bur-Sin, Gibil-Sin en Ibi-Sin
(22122187). Verscheidene data tonen dat direct aan. Bij andere
documenten kan men deze conclusie trekken uit de gebezigde
schriftsoort en dergelijke aanwijzingen. Slechts enkele tabletten
moeten op deze gronden in een vroegere tijd worden geplaatst.
De zes banden met spijkerschriftteksten zijn door L. W. King
gepubliceerd en niet alleen maar in een zuivere weergave en in een
algemene vorm, zo meent Anton Deimei (zie Zeitschrift für Ass.
XXII (1909) en XXIII (1909)), doch ook op een zeer betrouw
bare wijze. Dat bewijst de verrassende nauwkeurigheid in de uit
werking van de vele en gecompliceerde getallen, die King in zijn
tijd onmogelijk anders dan door zijn geoefende ogen en zijn nauw
gezet kopiëren heeft kunnen uitwerken.
Men kan het zo stellen: als er bij de getallen iets niet klopt, be
grijpt men de bedoeling nog niet. Vergissingen zijn bij deze auteur
uitgesloten.
En hoe belangrijk getallen zijn voor het vinden van de betekenis
der schrifttekens, leren ons de voorbeelden. Natuurlijk kan veel uit
de teksten alléén niet verklaard worden.
Onder de tientallen oud-Babylonische kleitafeltjes, die terrein
kaartjes, oppervlakteberekeningen, zaaiprodukten etc. weergeven,
kan men twee groepen onderscheiden.
Op die van de ene groep is de schets van het terrein ingekrast
en zijn daarbij de maten vermeld (zie b.v. F. Thureau-Dangin,
Recueil de tablettes chaldéennes, nr. 416).
Van de andere groep zijn meer bewaard gebleven.
Er is daar geen tekening bijgevoegd; alleen de maten (met om
schrijving van bijzonderheden soms) zijn vermeld. Wat nu volgt,
heeft betrekking op de laatste groep.
Eerst een korte beschrijving. De tafeltjes zijn alle afgerond (de
middellijn is ongeveer 12 cm, slechts enkele zijn wat groter). De
beschreven vlakken zijn een beetje gewelfd; vele zijn uitstekend
geconserveerd; enkele zien er uit als nieuw. De schrifttekens zijn
heel duidelijk.
Hoewel de ronde vorm niet voor terreinbeschrijvingen en -schet
sen was voorbehouden, gebruikte men ze in die vorm bij voorkeur
voor deze doeleinden.
De eerste 29 werden door L. W. King in het eerste deel van
Cuneiform Texts bekend gemaakt.
Oppert, Reisner en Thureau-Dangin hebben vele teksten bestu
deerd en de resultaten van hun onderzoek aan eikaars mening
getoetst.
189