|A'-
Op de tafeltjes volgt men steeds deze methode:
a. men tekent een regelmatige figuur, die het gehele terrein of
wel het grootste deel omsluit en men vermeldt de lengten van alle
zijden, die voor de oppervlakteberekening nodig zijn.
b. men geeft met vlaktematen de uitgestrektheid aan van die
delen, die buiten de geometrische figuur liggen, dus bij de vorige
opgeteld moeten worden, ofwel van die stukken, welke in de geo
metrische figuur niet tot het grondstuk behoren en dus behoren te
worden afgetrokken.
c. aan het slot vermeldt men de gehele oppervlakte.
Gewoonlijk is de geometrische figuur een rechthoek, nl. in 184
gevallen; 43 malen is het een gelijkbenig trapezium en éénmaal een
onregelmatige vierhoek.
Omdat in het laatste geval slechts de vier zijden zijn gegeven,
is hier geen zuiver wiskundige oplossing mogelijk. Het verschil in
lengte tussen de tegenover elkaar liggende zijden is niet groot: de
rekenaar heeft waarschijnlijk daarom zijn figuur beschouwd als een
gelijkbenig trapezium en daarna een kleine correctie aangebracht.
Niet altijd zijn de getallen bewaard gebleven. In elk geval zou
het opp. moeten zijn:
b c
Op de kleitafeltjes vergenoegde men zich met de eenvoudiger
b ~f~ c
formule X a. Gewoonlijk zijn b en c ongeveer gelijk en is
de fout niet groot; in één geval echter is het verschil in lengte
beduidend en gebruikte men toch de onjuiste formule. Hier was
N. en Z. 503^2O. 280 en W. 320, welke factoren een opp. geven
van 280 320 x 503^ 300 X 50^ =15150 gar2 -515°gan;
2 1 o
men heeft op het tafeltje een plus van 1j18 x) en een minus van
3/18 vermeld. Dit verwerkt in het resultaat geeft de vermelde opp.
weer.
Had men de juiste formule gebruikt, dan zou er berekend moeten
289 329 w n /320 - 280\2 2
zijn: -garX /50,52 I-1 gar 13911 gar2
190
a fz ui*
b (most)
x) De Egyptische rekenmethoden zijn o.m. uiteengezet door Prof. Van der
Waarden in: Ontwakende wetenschap (uitg. Noordhoff).