argument van de basis moet worden vastgesteld. Terwijl toch het kenmerkende van de basishoekenmethode juist is, dat men dit argu ment niet behoeft te kennen. Heeft men dit argument wel, dan is de snijpuntsbepaling volgens Heckmann-Tienstra de aangewezen methode, omdat die in één bewerking zowel de abscis als de ordi naat van het punt geeft. Gelijktijdig met het verschijnen van de H.T.W. publiceerde ik in dit orgaan, jrg. 1956, blz. 152, een basishoekenmethode, welke op nieuw zal blijken dé methode te zijn. In genoemd artikel werd uitgegaan van de bijzondere gerichte driehoek ABPwaarin de basishoeken dus binnenhoeken zijn. Niet temin is het daar gegeven bewijs van algemene geldigheid. Ook in de (niet bijzondere) gerichte driehoek ABPwaarvan de omloops zin rechtsom is, gelden de daar gegeven formules, mits men be denke, dat dan de basishoeken buitenhoeken zijn. Deze formules luiden: x —X -\- Ya^Xacot9 (1) P A cotg a -f- cotg ji Yy I XA \XB Yb) cot9 12) (cotg a cotg Waren we niet van AP maar van BP uitgegaan, dan was ge vonden: X X -1- B ^a) cot9 P\ (cotg a cotg /J) en Yp Yb Xb ^Xa C°tg (4) cotg a cotg Vergelijken we form. (1) met (3) en (2) met (4), dan is duide lijk, dat als we bij de bewerking niet uitgaan van punt B in de gerichte driehoek ABP (zoals in bedoeld artikel werd gedaan) maar van punt Awe de contangenten met tegengesteld teken hebben te nemen. Ook hieruit blijkt de algemene geldigheid, want we kunnen stellen, dat dan de bijzondere gerichte driehoek ABP werd veran derd in de gerichte driehoek BAPf waarin de binnenhoeken dan resp. zijn en a. Werd de basishoekenmethode tot op heden slechts in incidentele 167 Fig. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1957 | | pagina 3