Examen LandmeeMechnicus N.L.F. 1957 Kaarttekenen 24 april 9.30—12.45 Gevraagd werd een veldwerk te kaarteren op schaal 1 500, de kaartering en de noordpijl in inkt te zetten, de tekening te be schrijven volgens de gegeven aanwijzingen en te kleuren op de algemeen gebruikelijke wijze. Gevraagd werd een waterpassing te berekenen en het profiel te tekenen op schaal 1 200 en deze tekening in potlood af te werken op de gebruikelijke wijze. Beantwoord kort en in volgorde de volgende vragen. 1. Wat verstaat men bij doorgaande waterpassing onder een overlap (controle)-sectie? Waarvoor dient deze en hoe wordt ermee gewerkt? 2. Welke verschillen bestaan tussen de kadastrale en topogra fische kaart van Nederland? a) schaal, b) doel, c) afbeelding. 3. Wat is ongeveer de grootte van de kaarthoek van de lijn UtrechtRotterdam? Licht het antwoord met een schetsje toe. 4. Hoeveel radialen bevat een hoek van 46°18/46"? 5. Licht met schetsjes toe, welke methoden van detailmeten U kent. Geef van elk kort de voor- en nadelen op. 6. Teken schematisch de lengtedoorsnede van een kijker met centrale instellens (geen stralengang tekenen). 7. Nadat iemand de kijker uit vraag 6 scherp heeft ingesteld op een baak, wil een ander met afwijkende ogen ook aflezen. Geef aan, aan welke knoppen deze dan moet draaien. 8. Wat is bij waterpassing een klimming-slag-sectie-traject? 9. Hoe kunt U met een ontregeld instrument toch het juiste hoogte verschil bepalen tussen twee punten A en Bdie recht tegen over elkaar op beide oevers van een ongeveer honderd meter breed kanaal liggen? 10. Hoe kunt U constateren of een jalonniveau ontregeld is? 11Hoe richt men in het punt C van de rechte muur ACB een loodlijn op AB op? 12. Maak een opstel over de Rijksdriehoekmeting. Kaarttekenen 24 april 13.45—15.00 Landmeten en waterpassen 24 april 15.15—16.45 205

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1957 | | pagina 41