y
hoeken met tophoek 99 (PB) (PA) wordt gesneden door een
rechte.
We berekenen de coördinaten van het middelpunt van de omge
schreven cirkel met form. (9) en (10) als de tangens, of met form.
(13) en (14) als de cotangens van 99 bepaald wordt. Daarna heeft
men de keus uit verschillende methoden voor de snijding van de
rechte met de cirkel. Past men de methode toe die op blz. 7, jrg.
1957 van dit orgaan gegeven is, dan heeft men de dubbelzinnige
snijding op een geheel nieuwe wijze uitgewerkt.
Vergelijken we nog even deze middelpuntsbepaling met de tot
nu toe gebruikelijke. Volgens de H.T.W. (blz. 173) moet eerst het
argument AB bepaald worden en resp. vermeerderd en verminderd
worden met (100 99); van de gevonden argumenten moeten dan
de (co)tangenten bepaald worden, waarna de snijpuntsbepaling
volgens Heckmann-Tienstra volgt.
In bovenstaande bewerking bepaalt men slechts (co) tg 99
Achterwaarts gemeten hoeken»
Een snelliuspunt kan ook bepaald worden door hoeken te meten,
d.w.z. series van twee achterwaartse richtingen. Hoe daaruit de
benaderde coördinaten moeten worden berekend is nu geen pro
bleem. Het benaderde punt is één van de snijpunten van twee cir
kels. Ook hier moeten dus de middelpunten van de omgeschreven
cirkels berekend worden. En omdat die gemeten hoeken zoveel
mogelijk gestrekt moeten zijn (H.T.W. blz. 201) zullen de daar
voor aangewezen formules zijn (9) en (10), waarin de tangenten
voorkomen (schema I). Een gevolg van die nagenoeg gestrekte
hoeken is, dat de middelpunten ver weg zullen liggen. Als men in
het omwentelingsregister kommastand 2 kiest, kan de capaciteit van
de rekenmachine tot 1000 km gaan, waardoor een hoek tot 199 gr
normaal verwerkt kan worden.
Achterwaartse richtingen»
Hiermee zijn we gekomen aan de berekening van de benader
de coördinaten van een snelliuspunt uit achterwaartse richtingen.
Bij de bespreking van de verschillende methoden gaan we er van
Fig. 3
171
,P
N