241
hoeksformules vernomen zonder deze stof behoorlijk te hebben
bestudeerd, met het bovengenoemde rampzalige gevolg. Ook het
voorbeeld is niet bepaald origineel. Zijn figuur heeft hij onge
twijfeld ontleend aan een voor die tijd goed boek, dat toen al
meer dan honderd jaar vroeger was verschenen dan Barenbroeks
.Beginselen der werkdadige meetkunst", n.l. ..Werkdadige
meetkonst van Morgenster-Knoop 2). In dit boek komt als
fig. 160 de tienhoek voor, die vrijwel overeenstemt met de bij dit
artikel afgedrukte tekening. Het oude boek van Morgenster geeft
evenwel een goede meetkundige oppervlaktebepaling uit 4 driehoe
ken en 6 trapeziums. Intussen blijkt hieruit duidelijk, dat omstreeks
1870 de landmeter van het kadaster zich nog niet bezig hield met
driehoeks- of trapeziumformules: de coördinatenleer is voor hem
een gesloten boek.
Een twintigtal jaren later komt hierin verandering. Dezelfde
Barenbroek, in 1877 reeds benoemd tot ingenieur-verificateur, was
in 1891 voorzitter van een commissie van preadvies in zake de
opleiding tot landmeter van het kadaster; secretaris van deze com
missie was de bekwame M. de Vos, die later nog zal worden ge
noemd.
Het voorgestelde programma, dat als eerste punt voor de land
metersstudie het diploma van een hogere burgerschool met vijf
jarige cursus verplicht stelde, ademde een nieuwe geest, die ruimte
schiep voor een waarlijk wetenschappelijke opleiding. Met name
werd nu ook de analytische meetkunde genoemd, evenals de diffe
rentiaal- en integraalrekening. In de Bijlagen"' waren de voor die
tijd geldende examenprogramma's opgenomen voor adspirant-land-
meter en landmeter, nog geheel van hogere wiskunde gespeend, en
het programma van de Polytechnische School te Delft, waar het
onderwijs op een wetenschappelijker leest was geschoeid en waar
in natuurlijk de analytische meetkunde wel werd genoemd (K. en L.
1891, bladz. 149).
Van zijn oprichting af draagt het Tijdschrift voor Kadaster en
Landmeetkunde reeds bij tot de wetenschappelijke verheffing van
het vak, wat van een niet te onderschatten betekenis is voor de
ontwikkeling van de landmeetkunde in Nederland. De wetenschap
pelijke bijdragen in de eerste jaargangen zijn geheel op Duitse bron
nen afgestemd, in de eerste plaats op de ,,Vermessungsanweisung
IX" van 1881, op ,,Die trigonometrischen und polygonometrischen
Rechnungen in der Feldmeszkunst" van de General-Inspektor des
Katasters F. G. Gausz en het handboek van W. Jordan, dat tot op
deze dag nog een ereplaats in de reeks landmeetkundige leerboe
ken inneemt.
Toch was er in 1879 al een goed Nederlands leerboek versche
nen: Landmeten en Waterpassen" van de hand van de door zijn
2) Een afbeelding van het titelblad van dit oude werk vindt men op blz. 100
van de lopende jaargang van dit tijdschrift.