bedoeling in het jaar 1958 wederom een toelatingsonderzoek voor bedoelde vakcursus te doen houden. De personeelsverschuiving als gevolg van overdracht van werk zaamheden van hoger naar middelbaar personeel beoogt een doel matiger werkverdeling te bewerkstelligen doch zal er niet direct toe kunnen bijdragen, dat de achterstand in de werkzaamheden binnen niet te lange tijd zal zijn ingehaald. Bovenstaande vragen zijn richtsnoer geweest bij de openbare behandeling van deze zaken in de 2e kamer (zie Handelingen 18 december 1957, 32e vergadering, blz. 468490). De Heer Van de Wetering zei hierover het volgende: Het kadastereen instelling, die rechtszekerheid dient te brengen en te bewaren, blijft blijkens de stukken zorgen baren. De resultaten bij de recrutering van personeel mogen betere verwachtingen geven dan in het verleden, maar de bijlage bij de Memorie van Antwoord, bevattende een overzicht van de stand der werkzaamheden bij de kadastrale dienst, toont een schrikbarende achterstand aan. Het ergste is, dat het zelfs een groeiende achterstand is, ondanks de omstandigheid, dat de Kamer telkenjare de trom over deze dienst heeft geroerd. Ik moge de hoop uitspreken, dat de ingestelde staats commissie het ei van Columbus vindt, b.v. door een zodanige orga nisatievorm te vinden, dat efficiency en afdoening van zaken worden bevorderd. Het is van groot belang, dat het rapport dezer com missie spoedig verschijnt. Dat de Memorie van Antwoord nogal optimistisch is ten aanzien van het inhalen van de achterstand, doet mij genoegen; ik leef ter zake in hoop, doch vrees niettemin. In de laatste 4 jaar is de achterstand, ondanks alle activiteit, met 100 pet. toegenomen. Waarop grondt de Minister dan toch zijn optimisme? De Heer Engelbertink brengt het volgende naar voren: Mijnheer de Voorzitter! Het verheugt mij, dat de Minister deze zomer de staatscommissie-Prinsen heeft ingesteld om van advies te dienen over: 1. de maatschappelijke functie, die het kadaster dient te ver vullen, waarbij in het bijzonder aandacht ware te schenken aan de juridische en de planologische betekenis van de kadastrale ge gevens, benevens aan de wijze, waarop deze gegevens het best kunnen worden verkregen en bijgehouden; 2. de wenselijkheid van een wettelijke regeling betreffende het kadaster, onder overlegging van een ontwerp van wet, voor het geval deze wenselijkheid naar het oordeel van de staatscommissie is komen vast te staan. Dat niet tot haar uitdrukkelijke taak behoort de meest gewenste plaats voor het kadaster in de departementale indeling te onder zoeken, begrijp ik maar ten dele. Ik begrijp, dat zij die plaats niet kan vaststellen, maar ik zou graag van de Minister vernemen, of hij van oordeel is, dat deze studiecommissie hieromtrent generlei sug gestie moet doen. 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 11