P. S. TEELING: Europese integratie in kadastrale zaken Op vele gebieden van het maatschappelijk leven is in West- Europa een versnelde groei naar werkelijke Europese integratie merkbaar. Namen als Europese Kolen- en Staal-Gemeenschap en de Raad van Ministers, het Europese parlement, Europese Eco nomische Samenwerking e.d. behoeven in de kranten al niet meer nader te worden gedefinieerd. Ze worden gemeen goed Het is begrijpelijk, dat ook het Kadaster (dat met duizenden draden aan ons maatschappelijk bestel verbonden is en daar deel van uit maakt) steeds meer met die integratie, met de groeiende inter nationale samenwerking op alle gebied, te maken krijgt. Nu is het niet de bedoeling in ons vakorgaan breed uit te weiden over de wereld die voor het Kadaster straks zal opengaan, wanneer vol ledige integratie een feit zal zijn geworden. Dat terrein behoort tot de grazige weiden van morgen, die door de landmeetkundigen van de toekomst zullen worden betreden. Ook zullen we niet lang verwijlen bij wat, in de afgelopen zestig jaren, internationale samenwerking op landmeetkundig gebied voor ons land heeft teweeggebracht. Hopelijk dat een deskundiger pen met name die van prof. Schermerhorn in de nabije toe komst bereid zal zijn, dit in ons Orgaan uit de doeken te doen. We zijn nu eenmaal nog altijd een volk van koopluyden en hebben onze vensters aan alle kanten open. Ook in de periode, die aan de voorbije zestig jaren voorafging kenden we onze talen zoals dat nog altijd heet, en ontleenden graag aan een ander volk die dingen, welke ons te pas konden komen. Als het Nederlandse Kadaster omstreeks de tachtiger jaren der vorige eeuw behoefte krijgt aan voorschriften voor uitgebreide landmeetkundige werk zaamheden, neemt men eenvoudigweg een stel Duitse voorschrif ten ter hand: de ,,Anweisungen" (van de hand van de grote Gauss) zijn in vakkringen nóg een begrip. Toen in Nederland door de onvermoeide propaganda van de Nederlandse Heidemaatschappij het instituut van de ruilverkaveling meer en meer ingang begon te vinden in landbouwkringen, maakte men gebruik van de kennis, die Duitse landmeters op ruilverkavelingsgebied in de loop van lange jaren hadden verkregen: een tweetal landmeters werd naar het Rijnland gezonden om daar een jaar lang de kunst van het ruilverkavelen af te kijken. Welk een voor de toekomst zegen rijke greep men hier had gedaan, ervaren we nu nog op dit ogen blik. De namen van die landmeters te noemen is al voldoende: Gorter en Jonas. Het is, geloof ik, niet al te gewaagd hier een parallel te trekken met een soortgelijke greep uit ónze tijd. Toen kortgeleden het besluit viel tot oprichting van een eigen fotogrammetrische dienst, haalde men het beste systeem en het beste soort van de fotogram- 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 2