en helpers bij het kadaster een voorlopig examen af, alvorens deze
voor te dragen tot de post van landmeter van de tweede klasse.
Alle op handen zijnde benoemingen moesten in februari 1826
kunnen plaats hebben. Het tempo van het onderzoek behoorde
daarop te zijn ingesteld.
Iedere gemeente mocht door slechts één landmeter worden be
werkt. Hij kon helpers en kwekelingen aantrekken. Tot het opmeten
van een andere gemeente mocht hij niet overgaan, voor en aleer
de meting van de vorige definitief was geverifieerd en aangenomen.
Aan het bureau van berekenaars moet een dusdanige uitbreiding
worden gegeven, dat de werkzaamheden gelijke tred houden met die
van de landmeters te velde.
De Ingenieur-verificateur wordt ontslagen van de levering der
kopieën van het perceelsgewijze plan, tot nu toe bij de oude instruc
tie gevorderd.
De gegevens voor de noodzakelijke bijhouding van de stukken tot
1832 moesten ingevolge meergenoemd besluit van circulaire no. 3
door de ontvangers van de registratie worden verstrekt (art. 35).
De aantekeningen stelden zij in hun Memoriaal no. 14.
Het inrichten van de algemene hypotheekregisters, bij de wet
van 5 maart 1825, Stbl. 41 voorgeschreven, vormt het onderwerp
van circulaire no. 4. Eén van de voornaamste middelen tot het
samenstellen van deze registers moest immers gevonden worden
in de opmeting van alle grondeigendommen. Binnen 3 jaar moesten
de kadastrale opnemingen zover zijn gevorderd, dat de resultaten
bij de invoering van die hypotheekregisters konden worden ge
bezigd.
De minuutplans (of atlas portatief) moesten voorlopig worden
gedeponeerd op het kantoor van de ontvanger der registratie van
het kanton.
In januari 1826 werden 25 surnumerairs van het kadaster aan
gesteld. De vereisten waren: leeftijd minstens 18 jaar, terwijl men
de rekenkunde, de Nederlandse en Franse taal volkomen machtig
moest zijn. Voorkeur genoten de ambtenaren, die reeds gedurende
een jaar in de bureaus van de provinciale inspecties of directies van
het kadaster bezig waren gehouden" met de revisie van de door
de controleurs en schatters ingeleverde stukken. Zij ontvangen als
zodanig ,,geene belooning" (art. 6). Het waren administratieve
ambtenaren.
Wij hebben reeds gewezen op het feit, dat de Regering spoed
betrachtte in de laatste jaren vóór de invoering. Zo werd b.v. in
februari 1826 aanbevolen, geen voorlopige opneming van een ge
tekende schets" meer te bevorderen bij de bepaling van de grenzen
der burgerlijke gemeenten en ook bij verschil van mening door te
gaan met de opmeting van het geheel. De landmeters-grensbepalers
moesten uiterlijk 20 dagen na ontvangst van hun opdracht de schet
sen aan de ingenieur-verificateur ter hand stellen.
50