De wijze van loontarifiëring had gevolgen, die de administratie
noopten er op te wijzen, dat de bepalingen der artikelen 128 en
volgende tot 148 van de Methodieke Verzameling, over hetgeen een
perceel moet uitmakenmoeten worden in acht genomen. Pacht
hoeven b.v. kregen vier kadastrale nummers (woning, schuur, stal
en bakoven); hoewel alles op een en hetzelfde erf was gebouwd;
kleine poelen beneden twee roeden groot, zelfs heggen die de eigen
dommen omringen, werden op de plans afzonderlijk aangeduid.
De ingenieurs-verificateur mochten bij niet-opvolging van de voor
schriften verwerping van de plans voordragen.
Ook moesten de grenspercelen der gemeenten en der kantons op
de verzamelingstableaus aan beide zijden van de omtrek geschetst
worden, met aanduiding van derzelver nommers, dit om het werk
der controleurs te vergemakkelijken. Verschillende schatters voor
de grondbelasting waren namelijk met het gebruik der plans zo
weinig bekend, dat zij de plaats waar zij stonden, niet nauwkeurig
op de kaarten konden aflezen. (Circ. no. 43 van 29 januarij 1827
en no. 45 van 23 maart 1827.)
Uiteraard hebben vele voorschriften betrekking op de schatting
van de onroerende eigendommen. In juli 1827 wordt in 't Frans en
in 't Nederlands voorgeschreven, dat de hoofdinspecteurs het vol
gende tot richtsnoer moeten nemen: in 1828 moet de schatting voor
\/2, in 1829 voor en *n 1830 geheel voltooid zijn. de manière
qu'en 1830 le cadastre puisse être achevé sur tous les points du
Royaume".
Interessant is misschien, dat de vinkebanen behoren tot de soor
ten van eigendom, die tot vermaak zijn aangelegd en als bouwland
eerste klasse moeten worden geschat. Het vinkehuisje desgelijks.
In deze jaren overweegt de Administratie, dat aanstelling van
landmeters in vaste dienst nodig wordt aangezien de veranderin
gen en overgangen van de grondeigendommen, na de voltooiing
van de tegenwoordige opmetingen, regelmatig worden gevolgd en
op plannen aangetekend" (moeten worden).
De voorkeur zal hierbij uitgaan naar diegenen, ,,die zoo wel door
het onderwijzen van kweekelingen, als door overal, waar hunne
medewerking nuttig of noodzakelijk geacht zal worden, te gaan
werken, hunnen goeden wil hebben aan den dag gelegd..."
Te rekenen van 1 januari 1828 af moeten de landmeters een
dagboek aanhouden, waarin zowel hun eigen werkzaamheden, als
die van de kwekelingen nauwkeurig worden aangetekend.
Hoever deze tijd wel achter ons ligt begrijpen wij, als we lezen
dat in 1828 als niet aan de grondbelasting onderworpen moeten
worden beschouwd o.a. de poortgeldenwelke in sommige steden,
na het sluiten der poort, ten behoeve der gemeente, moeten betaald
worden en de woningen der portiers in de poortgebouwende huisjes
voor de ontvangst van het stedelijk octrooi, enz. enz.
52