en de processenverbaal van grensbepaling van het kantoor IJssel- stein, 2e gedeelte voor terwijl de processenverbaal der delimi- tatie, nevens de plans en de registers der trigonometrische bewer kingen van Zeist en Zoest zich toen reeds in handen van de Direc teur der belastingen bevonden. In de beoordelingen, die wij hier overigens niet kunnen weer geven, wordt o.m. verklaard dat de landmeters ,,vrij goed tekenen". Nergens vinden we omtrent het tekenwerk strenge voorschriften. Hoewel aan de afwerking de nodige zorg werd besteed (vooral de namen van alle autoriteiten werden gememoreerd), krijgen wij toch de indruk, dat ook reeds in 1825 meer op het tempo werd gelet dan op het kalligrafisch aspect. De toe te stane kredieten werden reeds vroegtijdig bestudeerd. De Staatsraad ontving daartoe een opgave van de meest gewenste volgorde van opmeting in de verschillende kantons en een voor dracht t.a.v. de bepaling der beloningen aan de landmeters, welke beloning afhing van de ,,meer of minder zwarigheden in het grond gebied" en van het aantal percelen boven en beneden de 25 bunders. Uitgebreide rapporten brengen ons tevens op de hoogte van jarenlang hangende grensgeschillen tussen de provincies Gelder land en Utrecht bij Veenendaal, Scherpenzeel en Hoevelaken. Het blijkt dat de Gouverneur niet tot aanwijzing van een land meter wil overgaan, alvorens hem nadere instructies zijn gegeven, omdat hij zonder eenen stelligen last vreest de thans bestaande goede harmonie te zullen verstoren". Enige maanden later (in april 1826) werd A. Slits benoemd tot landmeter-grensbepaler. De natuurlijke grens zou meebrengen, dat Gelders Veenendaal en Scherpenzeel moeten overgaan, terwijl daarvoor niets kan worden aangeboden, waarom de Gouverneur het bijna onmogelijk noemt om deze taak ten uitvoer te brengen. Aan de Luitenant-kolonel, Ingenieur Offerhaus worden, na goedkeuring door de Gouverneur, op zijn verzoek kadastrale mi nuutplans tegen regu afgegeven, teneinde de opnemingen rondom de forten na te gaan tot op een afstand van 30 Roeden Rijnlands of 1130 ellen. Vóór de invoering van het kadaster waren alleen de Ingenieurs- 44 Op 7 februari 1826 wordt door de Gouverneur als beloning voor de landmeters voorgesteld: voor de kantons Loenen en Baambrugge voor percelen beneden de 25 bunders, 55 cents; idem boven de 25 bunders 14 cents en van ieder perceel 13 cents; voor kanton Wijk bij Duurstede voor perc. beneden de 25 b. 52J/£ cents, boven 25 b. 14 cents en ieder perceel 13 cents. In 1825 is de beloning van de Ingenieur-Verificateur*P. van den Bosch voor het le kwartaal zijner veranderlijke beloning naar een taks van 15 ct. per bunder en V/ ct. per perceel 1136.50 4 284.12/ (overeenkomstig de resolutie van 6 july 1820) voor zijn aandeel in de werkzaamheden betreffende de ge meenten Zeist en Zoest, resp. met een presumtief aantal bunders van 3590 en 3450 en een aantal percelen van 1000 en 1300.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 4