De tijd, aan deze arbeid besteed, is nergens vermeld, zodat men onwillekeurig denkt aan het later zo gehate systeem van stukloon. De volgorde der opmetingen in Utrecht In dienstjaar 1818 werd reeds gemeten in Rhenen (landmeter A. Slits, 4393 bunder met 3070 percelen), in Amerongen (land meter A. v. Oosterhout, 3202 bunder met 1854 percelen), Rens- woude (landmeter A. van Giezen, 1992 bunder met 2224 percelen), Veenendaal (I. B. van Zijlmans, 1162 bunder met 1586 percelen), Nigtevecht (A. van Oosterhout, 589 bunder met 127 percelen), Thienhoven (673 bunder met 1277 percelen), Nieuw Maarsseveen (941 bunder met 1467 percelen), Maarssen (I. B. van Zijlmans, 364 bunder met 788 percelen) en in vele andere Utrechtse gemeen ten. Alle stukken, in art. 306 der Meth. Verz. genoemd, waren in 1826 verzonden aan de Directie. In dienstjaar 1819 waren voor de kadastrering aan beurt de gemeenten Leerdam, Darthuizen, Benschop, Oudenrhijn, Jutphaas, Willeskop, Montfoort, Vreeswijk, IJsselstein, Kockengen, Kamerik, 's-Gravesloot, Harmeien, Gerwerskop en Veldhuizen. Toen waren blijkbaar reeds voltooid de gemeenten Linschoten, Achthoven, Wulverhorst en Zegveld. In dienstjaar 1820 begon I. Vesters met Tolsteeg en Catharijne, I. B. van Zijlmans met Abstede en A. Slits met Lauwerecht; in 1821 volgden Utrecht, Snellenwaard, Teckop en Loosdrecht; in 1822 Amersfoort (dat blijkens aangeplakte bulletins begin 1826 gereed was), Stoutenburg, Hoogland, Duitz en Bunschoten. Dat Amersfoort in 1826 was gekadastreerd kan ook blijken uit de terugzending van de .bulletins voor het kadaster relatief dezer gemeente, alsmede de atlas der stad Amersfoort en derzelver vrij heid, de registers der sectiën A, B, C, D en E, benevens de alpha- betische lijst" aan de Gouverneur der provincie Utrecht. De wet houders van Amersfoort noemde men toen meestal assessoren. In 1823 volgen Baarn, de Bildt, Eemnes en de Vuursche, in 1824 Leusden en Woudenberg, in 1825 Zeist en Zoest, Cabauw, Willige Langerak, Lopik, Hoenkoop en Polsbroek, in 1826 Loenen, in 1827 Baambrugge en Wijk bij Duurstede le deel en in 1828 Wijk bij Duurstede, laatste deel. Van deze is Lopik niet door de Ingenieur-verificateur onder zocht wegens inundatie. Stukken .betrekkelijk de verificatie der driehoeksmeting over de gemeenten Zeist, Zoest, Lopik e.a." werden in 1826 gedeponeerd in het archief van het kadaster, volgens een bericht van de Gou verneur in Utrecht van 17 januari 1826 in het archief van de Hoofd administratie van het Kadaster. Het zou interessant zijn te weten, of deze stukken nog bestaan. 46

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 6