ingenieurs-verificateur worden voorgesteld op 75 ct. per 100 artt. of ct. per art., mits de kaarten op doorschijnend papier worden opgemaakt ,,uit aanmerking dat hetzelve buigzamer is en ingeval van regen of wind beter kan worden geborgen". Er is in die jaren door het kleine aantal ambtenaren ongetwijfeld zeer veel werk verzet. Uit correspondentie over de kandidaat-landmeter Lijkle Heeres Woudsma in het begin van 1826 blijkt, dat landmeters bij hun be noeming de eed aflegden „in het voormalig paleis van de Gouvei> neur". In de oude stukken worden wij nog even herinnerd aan de ver eniging van België en Nederland, als wij in een missive van 4 maart 1826 lezen, dat de controleurs van het kadaster La Haye en De Doncker, aangesteld in de provincie Antwerpenzich dadelijk naar Gelderland c.q. Utrecht moeten begeven om daar dienst te doen. Genoemde de Doncker ontmoeten wij later nog eens in Amersfoort, waar hij 22 maart 1826 begon met de hem ter hand gestelde huur contracten te sorteren en op staten te verzamelen. Ook is er sprake van een tijdelijk controleur J. F. A. Mast, die op 31 maart nog niet uit O ost-V laander en was aangekomen. Er wordt aangedrongen op een spoedige afdoening van de kadastrale schattingen. De aandrang vindt men ook in de circulaires van Gericke herhaaldelijk terug. Van de zijde van het Hoofdbestuur wordt de vraag gesteld, of er meer landmeters nodig zijn. Verschillende Gouverneurs hadden daarop aangedrongen. Men moest er bij de beantwoording van uitgaan, dat eind 1829 het gehele werk gereed behoort te zijn. Bij de taxatie van Bunschoten vernemen wij van de overstroming in februari 1825, waarbij de dijk was weggeslagen. Deze dijk, zo schrijft een hoofdambtenaar, heeft eene meer ronden cirkelvorm verkregen en dus zijn alle de aangrenzende perceelen in sectie B korter geworden. Verscheidene perceelen zijn zo onkenbaar ge maakt, dat eene nadere opneming ten dienaangaande gebiedend gevorderd wordt." De geremedieerde kaarten en tableaus zijn dan volgens latere berichten op 13 mei 1826 gereed. De ontwikkeling der kadastrering, zoals in de vorige bladzijden beknopt geschetst, is ook uit de circulaires van Gericke te volgen. De eersten uit de serie Kadaster" verschenen in december 1825. In no. 3 wordt medegedeeld, dat bij besluit van 19 december 1825, no. 10, de Inspecteur-Generaal van het kadaster Thiry, is belast met het oppertoezicht over alle werkzaamheden. De Hoofdinspecteur Knabiaan wordt in 't bijzonder belast met het algemeen toezicht op de opmetingen. In elke provincie wordt opgericht (in een lokaal van het provinciaal Gouvernement) een speciaal bureau voor het kadaster. De Ingenieurs-Verificateur namen de kandidaten, kwekelingen 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 9