voor de Staatshuishouding en in de kringen van economen en be lastingdeskundigen weinig populair is, meen ik dat het goed is dat ook van ruilverkavelingszijde er op gewezen wordt welk een dis harmonie er in een ruilverkavelingsblok ontstaat tussen het pro- duktievermogen van de grond en de verstarde belastbare op brengst waarnaar de grondbelasting wordt geheven. Dit moge dan een bijdrage van ruilverkavelingszijde zijn om een spoedige afschaffing van de grondbelasting te bevorderen. Opheffing beperking werkingsduur van de wet op de ver vreemding van landbouwgronden* Regeling landbouwkundige toetsing in overeenstemming met ontwerp-Pachtwet Bij de Tweede Kamer is een ontwerp van wet tot wijziging van de Wet op de vervreemding van landbouwgronden ingediend. In de toelichting- merken de ministers van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Justitie op, dat de onderhavige wet ingevolge artikel 35, derde lid, een beperkte werkingsduur heeft; zij vervalt op 1 januari 1959. De omstandigheden, welke tot die wet hebben geleid, t.w. de schaarste aan cultuurgrond enerzijds en de toenemende bevolkings dichtheid anderzijds en de daaruit voortvloeiende wanverhouding tussen de vraag naar en het aanbod van landbouwgronden, gelden nog steeds in onverminderde mate. De beheersing van de koop prijzen, de beoordeling van overdrachten naar hun landbouwkun dige gevolgen, en het voorkeursrecht van de pachter hebben hun actualiteit behouden. Overeenkomstig hetgeen in de Regerings verklaring van 23 oktober 1956 dienaangaande is medegedeeld, strekt het thans ingediende ontwerp van wet in de eerste plaats tot opheffing van de beperking van de werkingsduur van de Wet op de vervreemding van landbouwgronden. Daartoe wordt voor gesteld het derde lid van artikel 35 te doen vervallen. De ministers achten het voorts noodzakelijk bij deze gelegenheid nog een aantal wijzigingen voor te stellen. Zo dient de regeling van de landbouwkundige toetsing in over eenstemming te worden gebracht met die, welke is vervat in het ontwerp-Pachtwet, zoals dit onlangs door de Tweede Kamer is aanvaard. De ervaring, welke met de Vervreemdingswet is opge daan, heeft voorts duidelijk gemaakt, dat de regeling van het voor keursrecht van de pachter nader dient te worden gepreciseerd, wil ook dit onderdeel van de wet zoveel mogelijk aan zijn doel be antwoorden. 98 Uit: Tijdschrift der Nederlandsche Heidemaatschappij, 67e jg., nr. 7-8.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 18