is, stilstand is zeker achteruitgang. Maar ik had het over de taak van de landmeter, destijds de enige functionaris die te velde ging. Hoe ligt dat nu? Waardoor of waarom is in deze een toestand ge groeid die zoveel verschilt van de vroegere? Er zijn natuurlijk vele redenen voor op te noemen, die overigens alle direct of indirect een gevolg zijn van het feit, dat de eisen die aan ons dienstvak werden gesteld, steeds zwaarder werden. Er zullen perioden geweest zijn waarin die verzwaring zeer geleidelijk plaats had. Het karretje liep, er werd hier en door een pakje bijgegooid, maar het karretje bleef het karretje. Het zijn de laatste decennia geweest, die de gang van zaken bij onze dienst zodanig hebben beïnvloed, dat we nu aan een trailer met oplegger nauwelijks genoeg hebben. Ingesteld als hulpmiddel om te kunnen komen tot een billijke heffing van de grondbelasting en ook alleen op dat doel gericht is het niet illustratief, dat de veldwerken van de eerste opmeting bijna overal in de kachel verdwenen nadat het minuutplan getekend was? is het verklaarbaar, dat aan de bijhouding in de eerste tientallen jaren ook niet de meeste zorg besteed werd en het is juist deze wijze van bijhouding geweest, die zoveel afbreuk heeft gedaan aan de betrouwbaarheid van onze kadastrale kaarten. De oorspronkelijke plans, we weten het allemaal, zijn over de hele linie genomen, zeker niet zo slecht, en hadden we ook nu nog geen ander doel dan het bevorderen van een billijke heffing van de grondbelasting, elke hermeting zou voor 100 geldverspilling zijn. Of het moet worden toegeschreven aan de decreten van hoger hand, dan wel aan een bij de landmeter groeiend inzicht, dat we meer moesten doen dan datgene wat precies voldoende was om nieuwe grenzen (lijnen) in de oude kaart te kunnen afbeelden ook hier zal de bekende wisselwerking wel een rol gespeeld hebben vast staat, dat ons veldwerkarchief geleidelijk verrijkt werd met een schat van gegevens, gegevens die het ons mogelijk maken ons werkelijk niet onbelangrijke aandeel bij te dragen waar het geldt bevordering van rechtszekerheid van de grondeigendom. Ik heb het nu steeds nog, ik hoop dat dit duidelijk is, over bij- houdingsmetingen, toegepast in de oude kaart, die soms gebruikt kunnen worden, maar soms ook wel misbruikt zijn, om de oude kaart, meestal 1 2500, plaatselijk te verbeteren. Een bedrijf waar we toch wel voorzichtig mee moeten zijn en waarbij we ons steeds zullen moeten afvragen, of we de reparatie niet beter kunnen uit stellen tot een algehele revisie aan de orde kan komen. En met die algehele revisie bedoel ik dan natuurlijk hermeting in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting. Zien we in het Kadaster primair het instituut dat door middel van kaarten en registers de zakelijke gebruiksrechten betreffende onroerend goed administreert, daarnaast vervult het ook andere functies en het is meer in het bijzonder in de periode van de laatste 30 jaar, dat deze nevenfuncties een zo groot gedeelte van ons produktieapparaat zijn gaan opeisen en in continubedrijf houden. 120

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 40