Jat miMtagtaÉ bij de in ids bestaande t
Het hoofdbureau werd gevestigd te Delft, terwijl zes meetbureaus
werden geformeerd en in Den Haag een centraal tekenbureau werd
leidingscursus.
Ik laat professor Tien tra aan het woord waar hij schrijft in
het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van 1 december
1940:
„Reeds een paar jaar geleden werden er plannen gemaakt om tot een soort
organisatie te geraken, waarbij het mogelijk zou zijn sneller en doelmatiger
grootere landmeetkundige opdrachten, waaraan veel zuiver technisch werk ver
bonden was, af te doen. Met zuiver technisch werk bedoel ik landmeetkundig
werk, ontdaan van het min of meer specifiek kadastrale element. Een organi
satie, die er op gericht is te werken in het bestaande Kadaster met zijn dool
hoven van redres of verwijzing, oude meetcijfers, grensbepalingen, rectificaties
van acten en dergelijke, behoeft niet ook de geschikte eigenschappen te bezitten
om er vlot nieuw werk mee te kunnen verrichten. Er worden, in beide gevallen
andere eischen aan het personeel gesteld en ook aan de samenstelling daarvan,
die ten slotte zoo zeer uiteen loopen, dat een organisatie ,,a double usage" niet
langer wenschelijk is.
en even verder
Tot zover professor T i e n s t r a.
De bezetting van de meetbureaus bestond uit een landmeter-
hoofd, een landmeter toegevoegd, een tekenaar en zo was het
aanvankelijk gepland 12 „technici", de laatsten op arbeids
overeenkomst. Die technici waren, ik lees dit in het Lustrumboek
van 1950 van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius", in een
artikel van de hand van de ons bekende Heer D. de Groot:
jongelieden, H.B.S.'ers, M.T.S.'ers, studenten die hun studie
niet konden voortzetten, gestrande stuurlieden, vogels van diverse
pluimage, wie het landmeten moest worden bijgebracht."
De praktijk leerde, dat in het terrein hanteren van eenvoudige
meetkunde, waarvan de theorie wel bekend was, lang niet altijd
vlot verliep. Ik wil U niet onthouden wat de Heer De Groot
daarover zegt en wel dit: „Bij sommigen kwam het denken met de
handen langzaam, bij anderen bij wijze van plotselinge illuminatie,
123
Blijkbaar was thans voor den Landmeetkundigen Dienst van het Kadaster het
moment aangebroken tot een splitsing in de organisatie en daarmee tot een
soort van arbeidsverdeeling over te gaan. Het is bekend, dat de beslissende en
laatste stoot hiertoe gekomen is uit de cultuurtechnische richting."
„Mijns inziens komt voor de gekozen oplossing een woord van lof toe aan
den Cultuurtechnischen Dienst, die de bestaande organisatie de kans wil geven
zich op het nieuwe werk in te stellen, maar ook aan die instanties van het
Departement van Financiën, die aan de oplossing hebben meegewerkt of er
verantwoordelijk voor* zijn. Te dikwijls is het in de geschiedenis van het
Kadaster voorgekomen, dat men niet heeft begrepen, dat behalve voor de interne
en klassiek geworden aangelegenheden der Belastingadministratie, het Kadaster
een taak heeft te vervullen in de maatschappij en in de geheele staatshuis
houding. Dat dit is ingezien, is hoogst verblijdend. Het moge tevens een aan
duiding zijn in welke richting men het Kadaster wil evolueeren."