door de praktijk van jaren ge-ijkte weg van de recrutering der
middelbare meetkrachten uit de kringen der Technische Ambte
naren werd ook hier gevolgd, een methode die sedert lang de
bruikbaarheid van de middelbare meetkracht ook op het terrein der
broodnodige hermeting heeft bewezen.
Geboren in bezettingstijd heeft, eigenaardig genoeg, de Dienst
voor Buitengewoon Landmeetkundig Werk met zijn metende bui
tenstaanders nog geen fractie van de tegenstand ondervonden
welke indertijd het meten door althans in kadastrale kantoorzaken
doorgewinterde landmeetkundige ambtenaren ten deel viel. Geluk
kig verschijnsel intussen, want vooral na de Bevrijding kon van de
op te brengen energie in diepste wezen niets worden gemist. In
ander verband heb ik in deze kolommen al eens eerder gewezen op
de vloedgolf van problemen, die vooral ons Kadaster in de branding
na 1945 op het gebied der ruimtelijke ordening heeft overspoeld.
Uiteraard heeft ook Koopmans (na de Bevrijding voorzitter gewor
den van de heropgerichte V.T.A.K.) met zijn medebestuurders
deel gehad aan de worsteling naar nieuwe vormen, een worsteling
haast zonder uitzicht in het dal van schier hopeloze achterstand op
geheel het landmeetkundig gebied. In de na-oorlogse jaren bleek
de waarde van de armslag, welke aan de lagere overheidsorganen
nog was gelaten. Gesteld voor de spoedige oplossing van eigen
moeilijkheden op planologisch terrein gingen de gemeenten (en deze
niet alleen) over tot de oprichting van een eigen landmeetkundige
dienst. Het voorbeeld van ir. Schermerhorn, die lang geleden het
Landmeetkundig Bureau-Schermerhorn vestigde (sedert een kwart
eeuw omgevormd in de Meetkundige Dienst van de Rijkswater
staat), werd gevolgd door de vestiging van het Bureau Van Steenis
en de stichting van het Bureau-Poppinga. Het Landmeetkundig
Bureau van de Unie van Waterschappen en de landmeetkundige
dienst van de Heidemaatschappij (onder leiding van oud-land-
meters van het Kadaster) bewegen zich mede op het gebied, dat
vroeger alleen door het Kadaster werd bestreken. Op zeer aantrek
kelijke voorwaarden waaraan het Kadaster, gebonden aan een
Belastingdienst, niet kon tippen werden door de nieuwe diensten
de actiefsten en besten onzer middelbare ambtenaren weggekocht
en onderging de kadastraal-technische dienst een aderlating, waar
van deze nog niet is hersteld. Ver over de honderd bekwame en
ervaren landmeetkundigen gingen weg uit het oude huis, weg uit
een baan waarin blijkbaar de gang naar promotie te zeer met voet
angels en klemmen was geblokkeerd. En ook hier weer bleek de
verplaatsing van het zwaartepunt in onze dienst in de afgelopen
halve eeuw. Niet de geringe animo voor het Kadaster bij de Delftse
ingenieurs (begrijpelijk, gezien de in hoofdzaak nog uitvoerende
arbeid op meestal middelbaar niveau) bracht ons op de rand van de
afgrond, maar de uittocht onzer collega's. En helaas, al schijnt het
gevaar voor een verdere afbrokkeling mede door de bestedings
beperking bezworen, de achterstand in de woningbouw, de proble-
142