Geef met getallen aan wat ongeveer de uitkomsten van beide metingen zijn (heen en terug), 5. Als U de keus hebt tussen een gestrekte en een gesloten veel hoek, welke kiest U dan en waarom? 6. Teken een ongeveer rechthoekige figuur en geef aan waar U de pool van de planimeter, waarmede U de oppervlakte van deze figuur moet bepalen, neerzet en waar U begint. 7. Wanneer is het beeld in een kijker vrij van parallax? 8. Veronderstel dat U door planimetrering hebt bepaald, dat de oppervlakte van een perceel 34,50 are is en dat de krimping van de kaart in de lengterichting 3 en in de breedterichting 2 is. Welke definitieve grootte stelt U dan voor het perceel vast? 9. Wat is doorslaan" van de kijker? Waarom doet U dit? 10. Met welk type waterpasinstrument werkt U het liefst en waarom? Landmeetkundige betekeningen10 april 9.3012.00 uur. Vraagstuk L a. Bereken de coördinaten van de punten 2 en 3. b. Bereken de coördinaten van het snijpunt van de veelhoekszijde 23 met de ruitlijn x 61500,00. Gegeven x1 62066,00 x4 —61125,79 yi-i 63,9715 ii 358,8739 ui 377,6588 Gemeten richtingen in 1 naar I 0 naar 2 25,8728 in 3 naar 2 0 naar 4 189,2125 gi 25615,64 y4 25683,90 in 2 in 4 naar naar naar naar naar I 3 3 II III 0 228,1347 0 51,6813 70,4708 Afstanden: 1 —2 341,18 2 3 319,27 3 4 298,71 Opm.: De punten verwijderd. II en III zijn evenver van 4 Het gebruik van een formulier wordt dringend aanbevolen. 152

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1958 | | pagina 20