P. S. TEELING.
Een afscheid in bewogen lijd
W* Koopmans, stuwer, schrijver, bestuurder, wordt 65 jaar*
Uit de nevel van mijn jeugdjaren in een kleine provinciestad her
inner ik mij het kadasterkantoor, gelegen aan een gedempte gracht
dicht bij onze school. Nieuwsgierig als daar een jaar of vijf en
veertig geleden de schooljongens nog waren, klommen we op de
hoge zandstenen raamdorpels: daarbinnen in de schemerige ruimte
langs de muren vóór ons onafzienbare rijen heel grote boeken; dat
waren de leggers en andere registers. Aan hoge lessenaars stonden
mannen met lange, grauwe stofjassen aan en met bleekgele ge
zichten; dat waren de klerken. En vlak bij de straatzijde, daar
schreven zonder ophouden en zonder opkijken twee mensen in die
dikke boeken; de bladschrijvers die (dat bleek mij later) per regel
werden betaald en daarom geen tijd tot opkijken hadden naar de
zon, die buiten scheen en naar de schooljongens, die nieuwsgierig
hun neuzen tegen het vensterglas drukten. Op straat vóór het ge
bouw stonden twee mannen, met een dun bosje rood-wit geverfde
stokken en met een paar gehaspelde brede ijzeren banden; arbeiders
die wachtten op een meneer met een hoge halsboord en een lange
hangsnor. Bij z'n weggaan (te voet de binnenlanden in) wuifde deze
nog naar een jongeman boven, die achterbleef. Dat was de land
meetkundige dienst.
Eerste schreden op het kadastrale pad*
In die jaren van kort voor de eerste wereldoorlog was het, dat
dank zij de overredingskracht van de beëedigd klerk ,,ten Heeren-
veenschen Hypotheekkantore" Sijbranda de 18 jarige Koopmans en
diens vader werden overreed, de jonge Willem naar het Kadaster
te laten gaan. Koopmans studeerde toen aan de architectenoplei
ding in de H.B.S. van Heerenveen en het trof goed, dat in hetzelf
de jaar 1912 wijlen de zo bekende en uitstekende R. B. M. de Boer
(de latere chef de bureau te Maastricht) voor het examen voor
tekenaar van het Kadaster was geslaagd en in het Friese Haagje
was werkzaam gesteld. In 1912 en nog twintig jaar later was het
niet voldoende, zijn hart aan de landmeetkunde en aan het Kadaster
te hebben verpand, om bij ons vak in dienst te kunnen treden. Voor
de aanstaande landmeetkundige ambtenaar was de stap over de
drempel van de landmeetkundige dienst toen nog voor een groot
gedeelte afhankelijk van de mogelijkheid ter plaatse tot opleiding
voor het vergelijkend examen, dat moest worden afgelegd. Wat dat
betreft had men in het Noorden en het midden van ons land veel
geluk, in tegenstelling met het Zuiden, waar klaarblijkelijk de animo
134