onder landmeters en tekenaars zeer gering was, om de vrije tijd
aan de opleiding ter beschikking te stellen. Wat tot gevolg had, dat
het aantal Brabanders en Limburgers bij het Kadaster tot voor kort
betrekkelijk gering was, hetwelk op het goed functioneren van onze
dienst ongetwijfeld een nadelige invloed heeft gehad (geen stabiele
bezetting der zuidelijke standplaatsen).
Vrije opleiding betekende ook: lesgeld, dat aan de opleider moest
worden betaald. Het betekende tevens, dat men overdag als volon
tair kwam bij de opleider op diens kantoor, zodat op een enkele
uitzondering na de leerlingen niet in de gelegenheid waren, iets te
verdienen. Ook gold het niet als de wet voor Meden en Perzen, dat
men na de voltooide opleiding ook bij de landmeetkundige dienst
135