werd aangesteld. Want het examen voor tekenaar was vergelijkend
en meestal was het aantal kandidaten veel groter dan het aantal
beschikbare plaatsen bedroeg. Om U een indruk te geven: het
examen van 1927 was voor de betrokkenen een heel gunstig, want
van de 33 kandidaten kon 1/3 deel rekenen op een aanstelling. De
mensen die in 1921 het examen hadden afgelegd, kwamen er veel
slechter af. Er zijn collega's, die na een uitstekend examen toch
nog jaren op goed bericht moesten wachten en die inmiddels uiter
aard al lang in dienst van anderen waren getreden. Begin 1921
geslaagd, werd b.v. wijlen collega Oranje pas in augustus 1924 in
dienst genomen, mej. De Vries in februari 1925, collega Hummelen
zelfs eerst in november 1925, bijna vijf jaar na datum. Keren wij
tot Koopmans terug, die een geluksvogel was en als nummer 8 der
aangestelden van het examen 1914 meteen in Heerenveen terecht
kwam. Van zijn negentien jaargenoten zijn nog maar weinigen in
onze rijen overgebleven. Mink werd al twee jaar later boekhouder
van het Kadaster, de enige promotie die in die jaren mogelijk was.
Bouwer, die in de bezettingstijd zo tragisch om het leven gekomen
is, werd eveneens boekhouder, evenals Seerden. Ferd Magdelijns
verliet het vak en trad in dienst van het waterschap de Regge;
Janssen en Van Mill ruilden de kadastrale kruk voor een beter-
betaalde stoel, gelijk Schreurs uit Den Bosch. Oosterloo ging
eveneens naar de kadastrale boekhouding, terwijl Pot uit Alkmaar
naar het bedrijfsleven overging, eerst als leider van een bekend
fotopersbureau, later van een in heel Nederland bekend fotogra
fisch atelier. Trouw aan de landmeetkundige dienst bleven Van
Liere, Weijmer en Van der Meulen in Noordholland, Van der Meer,
Steemers en Drewes in het Oosten, Van Beek in het Zuiden, en
last but not least Bijlsma, de binder van velen, de vertrouwde van
allen, die reeds in zijn Bosse tijd van vijf en dertig jaren geleden
leiding gaf aan al wat gistte in onze gelederen en al wat opwelde
in de zich aaneenrijende perioden van ontevredenheid.
De landmeetkundige ambtenaar in Koopmans' jonge jaren, dat is
een tekenaar, die op de meeste bureaus alleen het minuut
veldwerk van de landmeter (meestal door deze op het kan
toor gemaakt naar veldaantekeningen in een kladboek) mag
kopieëren en mooi opwerken; die een veldplan of een nette-
plan vernieuwt en wellicht een door de landmeter geschreven
kladstaat no. 75 netjes mag overschrijven. De landmeter
uit die jaren was overbelast met zaken, welke een zeer groot deel
van zijn aandacht vroegen: kaarteren der hulpkaarten, groottebe
rekening, vaststelling van de tenaamstelling der nieuwe percelen,
bijwerken van de bijbladen, en als er nog tijd overschoot het mon
nikenwerk der bijbladenvernieuwing uit het minuutplan en alle aan
wezige hulpkaarten en veldaantekeningen Onder deze omstandig
heden bleef er niet veel gelegenheid over voor het meten zelve.
Meetarbeiders met een volle werkweek waren er dan ook niet en
136