vijftien jaren eerder dan verwacht was. De enorme bevolkingsgroei
(percentsgewijs de hoogste ter wereld), de nog altijd ontzaglijke
woningnood (op 1 januari 1958 een statistisch woningtekort van
151000 huizen) leidden reeds eerder tot een planmatige aanpak
van het probleem der verstedelijking, met name in het Westen van
ons land. In de aanvang van dit artikel werd reeds de voorgenomen
bouw van zes geheel nieuwe steden aangestipt, te stichten binnen
het gebied van de Randstad Holland. Aan de Zuidkant van de
Randstad voorziet een eigen structuurplan der gemeenten Zwijn-
drecht en Hendrik Ido Ambacht in de stichting van een nieuw
moderne stad voor 100.000 inwoners, binnen een kwart eeuw te
verwezenlijken. Aan de Oostelijke periferie ervan is Amersfoort
alweer toe aan een grenswijziging, omdat de stad uit het keurslijf
barst van nog geen twintig jaren oud, op weg naar de honderd
duizend. In de industriegebieden van het Oosten en van Brabant
is eenzelfde bevolkingsbeweging aan de gang en de mijnstreek van
Sittard tot Bleijerheide groeit haast tot een ,,Mijnstad Limburg".
Bij deze totaliteit van activiteit op ruimtelijk gebied is de land
meetkundige dienst van het Kadaster ten nauwste betrokken en
hebben de BLW-bureaus er de handen aan vol. Maar ook de Ruil-
verkavelingsdienst heeft indirect van doen met de verstedelijking
van ons land. Door de uitbreiding der woonkernen worden jaar
lijks duizenden hectaren aan de landbouwbestemming onttrokken,
waardoor de schaarste aan cultuurgrond nog groter wordt en de
landhonger een nijpender probleem. Door inpoldering en ruilver
kaveling wordt dit landverlies zoveel mogelijk ingeperkt.
Landwinst*
Tegenover een over de jaren 1950 t/m 1957 gemiddelde jaar
lijkse landwinst van 8420 ha staat een verlies aan cultuurgrond
door overgang naar andere bestemmingen van gemiddeld 4420 ha,
zodat uiteindelijk een gemiddelde jaarlijkse winst van rond 4000 ha
resulteert. Het aandeel van de gesubsidieerde cultuurtechnische
werken in de aanwinst van landbouwgronden door ontginningen
kan globaal worden gesteld op 1000 ha per jaar.
De vergroting van de produktiecapaciteit in gereedgekomen
cultuurtechnische objecten is door het ontbreken van voldoende
vergelijkbare gegevens en mede door de sinds de totstandkoming
der werken in vergelijking met de oorspronkelijke toestand sterk
verschillende economische omstandigheden moeilijk te bepalen.
Globaal kan de stijging van de produktiecapaciteit op 15 a 20
worden geschat.
Het vraagstuk van de urgentie van ruilverkaveling, het tempo
van uitvoering, het vraagstuk van verbetering door middel van
ruilverkaveling dan wel op andere wijze b.v. door uitvoering van
waterbeheersingswerken, ontsluiting en dergelijke door water
schappen en gemeenten, de vraag hoever de werken binnen ruil-
198