een onverminderd krachtig doorgezette daling van het aantal zeer
kleine bedrijven, in perioden met hoge werkgelegenheid. Deze
ontwikkeling kan mede worden bevorderd door een beleid, gericht
op spreiding van industrie door regionale concentratie.
Op grond van haar studies is de Centrale Cultuurtechnische Com
missie tot de slotsom gekomen, dat de uitrusting van de meeste
agrarische produktiegebieden veel gebreken vertoont. Bedoelde ge
bieden zijn eeuwenoud en de revolutionaire wijzigingen, die zich in
het agrarisch produktieproces en de plattelandssamenleving voltrek
ken, gaan zeer snel. Hierdoor zijn de gedeeltelijke aanpassingen die
zich zowel ten aanzien van ontsluiting, verkaveling, waterhuishou
ding, bewoning en verdere uitrusting, als ten aanzien van maat
schappelijk, geestelijk en cultureel leven voltrekken, ontoereikend
om een gezonde economische en maatschappelijke ontwikkeling
mogelijk te maken. Onder de huidige omstandigheden kan een
algehele verbetering van deze produktiestructuur slechts tot stand
worden gebracht door middel van een zogenaamde ruilverkaveling
nieuwe stijl, gebaseerd op de Ruilverkavelingswet 1954.
Vijf factoren
Het is de Centrale Cultuurtechnische Commissie gebleken, dat
voor de vernieuwing van agrarische gebieden en de bepaling van de
maatregelen die ter bevordering van de welvaart genomen moeten
worden, vijf factoren de aandacht behoeven, te weten: de verwachte
toekomstige planologische bestemming; de huidige bedrijf sgrootte-
structuur, met name het aantal bedrijven per 1000 ha cultuurgrond;
de algehele cultuurtechnische uitrusting (de zogenaamde externe
produktie-omstandigheden) met de te verwachten effecten van de
wijziging c.q. verbetering; de maatschappelijke toestand, waaronder
het werkgelegenheidsaspect en, tenslotte, de verbetering van de
interne produktie-omstandigheden van de landbouwbedrijven, inclu
sief de ontwikkeling en aanpassing van de kennis van agrarische
ondernemers en werknemers.
Het behoort tot de taak van de Centrale Cultuurtechnische Com
missie vooral aan de eerste vier aandacht te schenken. Door een
goede coördinatie dient er voor te worden gezorgd, dat de laatste
activiteiten tegelijk met de andere volledig tot hun recht komen.
In ieder geval is een star programma uit den boze, opdat steeds
aanpassing kan plaats vinden aan de omstandigheden.
Urgentie en volgorde
De subcommissie, die het rapport heeft voorbereid, stond onder
leiding van de voorzitter der C.C.C., de heer ir. A. W. v. d.
Plassche, Directeur-Generaal van de Landbouw. Bij de studie is
gebruik gemaakt van de resultaten van de arbeid van een werkgroep
onder voorzitterschap van prof. ir. F. Hellinga, hoogleraar in de
220