land onder auspiciën van de Nederlandse Landmeetkundige Fede
ratie reeds eerder demonstraties werden gegeven. Dit uit
Zuid-Afrika afkomstige instrument voor lengtemeting werkt met
radiogolven van ongeveer een decimeter en is te gebruiken voor
afstanden tot 50 km. Behalve een vaste afwijking van plus of min
5 cm (waardoor het apparaat zich dus minder leent voor kleine
afstanden) is de nauwkeurigheid zeer groot, nl. 3 miljoenste van de
afstand die gemeten wordt. In tegenstelling tot de geodimeter (die
met licht werkt) kan de tellurometer ook overdag worden gebruikt,
terwijl ook kleine hindernissen in de te meten lijn, bv. een auto
op enige afstand, geen belemmeringen vormen. In Nederland is de
tellurometer thans in gebruik bij de Rijkswaterstaat in de Flevo-
polder.
Door de Askania-Werke te Berlijn werd een elektrisch oog"
ontwikkeld om de richtnauwkeurigheid bij richtingsmetingen te
verhogen, indien het waar te nemen doel door een lichtpunt is
gemarkeerd. In moeilijke gevallen, bv. bij triangulatie van de eerste
orde en onder ongunstige omstandigheden, is met een theodoliet
uitgerust met dit elektrisch oog, gemakkelijker en nauwkeuriger de
richting te bepalen dan met waarneming door het menselijke oog
mogelijk is.
In Oostenrijk worden op de „gevlogen" plans de gebouwen, soms
aangegeven door hun dakomtrek, zoals die dus op de luchtfoto
staat; dit gebeurt dan door een dikkere lijn te gebruiken. In het
algemeen zal men echter op de kadastrale plans de lijn van de
opgaande muren willen hebben. Om het verschil in afstand tussen
de opgaande muur en de daklijst in het platte vlak te bepalen, is
door de firma Wild een optisch „Dachlot" (dakschietlood) in de
handel gebracht, waarmee dit verschil met een nauwkeurigheid van
ca. 2 cm bij een hoogteverschil van 15 m kan worden gemeten.
Onze Fotogrammetrische Dienst in Den Haag beschikt ook over
een exemplaar van dit apparaat.
Uit het rapport van F. Kurandt te Wiesbaden over het
kadaster als instituut blijkt, dat in praktisch alle Europese landen
het kadaster is voortgesproten uit de belastingwetgeving in het begin
of midden van de 19e eeuw. In vele landen is de Recueil Méthodique
van 1811 hierbij het voorbeeld geweest, dat in grote lijnen is
nagevolgd. Evenals bij ons het geval is, heeft het kadaster ook
betekenis gekregen buiten de sfeer van de belastingwetgeving en
is de fiscale functie zelfs lang niet meer de voornaamste. Op grond
van de oorspronkelijke functie is het kadaster in de regel geplaatst
onder het Ministerie van Financiën.
Op het gebied van de ontwikkeling der meetmethodes valt een
toenemend gebruik van de fotogrammetrie te constateren, al gaat dit
vaak in combinatie met terrestrische metingen.
Ter illustratie van het feit, dat de kadastrale toestand in alle
212