De omstandigheid alleen al, dat het geval tot op de huidige dag
bekendheid verwierf, geeft wel duidelijk aan, dat tweespalt op dit
punt tot de zeldzaamheden behoorde. Te groter bijzonderheid, omdat
ook omstreeks die tijd de eigendom van verdiepingen zich niet tot
Grenoble beperkte. Zo moet de etage-eigendom te Rennes veel
vuldig zijn voorgekomen, reeds kort na en als gevolg van de stads
brand van het jaar 1720. Toen werden 8000 families dakloos,
waarvan vele niet in staat waren tot de wederopbouw van hun
huis. Zo begon men hogere huizen voor gezamenlijke rekening te
bouwen, waarbij ieder een etage in eigendom verkreeg, waarvan
hij de geschatte bouwkosten betaalde. Dat was in Rennes. Maar
ook in Nantes kwam de verdiepings-eigendom reeds vroeg voor, op
Sardinië schijnt hij regel te wezen. In Salzburg was hiervan reeds
lang vóór de oorlog sprake, evenals in Edinburg, in Scandinavië,
Spanje en Duitsland.
Kadaster in Den Haag was verdiepings-eigendom
Zoals in Grenoble en Rennes vond men in Nederland maar heel
zelden een dergelijke etage-eigendom. Nou ja ,de eigendom van
een kamer, die zich uitstrekte boven de eigendom van eens ander
mans gelijkvloerse woning, kon men in de Maastrichtse Grote Staat
vinden. En uit de proceslectuur zijn wel enkele gevallen te putten,
die aan de Maastrichtse situatie navenant waren: Rapenburger
plein 5 in Amsterdam was deels gebouwd boven het huis van de
buurman en de twee hoogste zolders van een pakhuis aan de Gel
dersekade in dezelfde stad strekten zich, blijkens processtukken,
uit boven het achterhuis van het naastgelegen perceel. Plet zal dui
delijk zijn, dat dit wel horizontaal-gesplitste eigendom van vast
goed betreft, maar van geheel andere aard dan de verdiepings
eigendom in Grenoble, waar noodwendig altijd de hogerwonende
etage-eigenaar over de eigendom van zijn buurman heen moet, om
in zijn huis te komen. Deze verdiepings-eigendom heeft enige jaren
bestaan in het „Valkenhuis", het kadastergebouw van Buitenhof
37 te 's-Gravenhage. Het Valkenhuis mocht in de 18e eeuw een
heel deftige behuizing zijn geweest, doch toen onder Lodewijk
Napoleon Den Haag geen regeercentrum meer was, stond het huis
op de hoek van het Buitenhof even leeg en verlaten als zo vele
andere Haagse gebouwen. Het departement 's-Gravenhage der
Maatschappij tot Nut van t Algemeen had al het oog er op laten
vallen om er een school te kunnen vestigen en had in 1809 aan
het Rijk verzocht, een verdieping te mogen huren. Koning Lodewijk
echter goedgeefs naar het schijnt waar het staatseigendommen
betreft achtte verhuring onvoldoende. Het Koninklijk Besluit
(in het Rijksarchief te Den Haag aanwezig) beval: „Van het ge
bouw, eertijds genaamd de Besognekamer, staande in Den Haag
op de hoek van het Buitenhof bij de gevangen Poort, zal eene ver
dieping in eigendom worden afgestaan aan het Haagse Departe-
14