het daarboven gelegen bovenhuis met afzonderlijke opgang aan te kopen, wenste te worden ingelicht over de mogelijkheid van overschrijving en toepassing in de ten hypotheekkantore berustende registers van de op te maken akte van overdracht in eigendom van het winkelhuis. Hij stelde daarbij de volgende vragen: 1. Is de Hypotheekbewaarder verplicht, een akte van overdracht van een bovenhuis, van een gehele verdieping, van een flat woning of een verdieping met verscheidene flatwoningen e.d. over te schrijven? 2. Op welke wijze wordt zulk een overdracht in de hypothecaire- en in de kadastrale boekhouding verwerkt? 3. Wordt alsdan voor elk van de aldus gesplitste eigendommen een afzonderlijke aanslag in de grondbelasting opgelegd? Een der te dezer zake gehoorde hypotheekbewaarders aldus de resolutie van 13 november 1941 no. 158 was van mening, dat er van de zijde van de administratie, nu tegenwoordig de mogelijk heid van zogenaamde horizontale eigendom in de praktijk niet alleen door de schrijvers wordt aangenomen, maar zelfs in rechten wordt gesanctioneerd, geen bezwaar tegen behoeft te bestaan deze leer te volgen. De consequentie eiste dan zijns inziens, teneinde de overdracht van de eigendom te bewerkstelligen, de overschrijving van de akte van overdracht niet te weigeren. Verder was hij van oordeel, dat de toepassing van de akte in de registers bij de thans bestaande organisatie van de boekhouding inzake hypotheken en kadaster achterwege diende te blijven, omdat deze organisatie kennelijk is gebaseerd op de veronderstelling, dat slechts verticale splitsing in de eigendom bestaanbaar is en zich in elk geval niet bezig houdt met een horizontale splitsing van de eigendom. Ook was deze bewaarder van mening, dat een notaris zijn medewerking aan het opmaken van een akte van overdracht van een zelfstandig deel van een gebouw behoorde te weigeren, daar hij niet zou kunnen voldoen aan art. 37 lid 2 der Wet op het Notarisambt, omdat de eigendom in horizontale richting begrensd niet in de schrif turen van het kadaster bekend was. Een akte van overdracht zou in zijn mening slechts in onderhandse vorm kunnen worden gemaakt, en een akte van hypotheekverlening zou i.v.m. de bepaling van art. 1231, lid 2, 4e B.W. t.a.v. de aanduiding der kadastrale kenmerken in de borderellen niet tot vestiging van hypotheek kunnen leiden. De op dit advies gehoorde directeur was van oordeel, dat ons recht in het midden latend de mogelijkheid van het op andere wijze ontstaan van horizontaal gesplitste eigendom niet de mogelijkheid kent, om door middel van levering de eigendom van een verdieping te verkrijgen. Zulks bleek zijns inziens alleen reeds 16

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1959 | | pagina 16