Beslissing der administratieleiding
De beslissing van de administratie ging in de richting van de
erkenning van de verdiepings-eigendom:
De omstandigheid, dat het B.W. de zgn. verdiepings-eigendom
niet regelt, is niet voldoende om aan te nemen, dat ons recht dit
instituut niet zou kennen. Integendeel, uit de geschiedenis van het
ontstaan van het B.W. blijkt duidelijk, dat men indertijd de ver
diepings-eigendom wèl kende. Men achtte evenwel overneming van
art. 664 van de Code Civil dat toentertijd de desbetreffende
regeling bevatte niet noodzakelijk, omdat dit instituut hier te lande
niet veelvuldig voorkwam. Vergelijk in deze geest paragraaf 376
van Mr C. Asser, Het Nederlands Burgerlijk Wetboek vergeleken
met het Wetboek Napoleon 1838. Naar de mening van de admini
stratie kan, mede gelet op de opvatting, welke tegenwoordig op dit
punt onder de schrijvers bestaat, de bestaanbaarheid van verdie
pings-eigendom niet ontkend worden; het feit dat, nu een nadere
wettelijke regeling hier te lande ontbreekt, bij de overdracht van
verdiepingen e.d. praktische moeilijkheden en twijfelpunten kunnen
rijzen, mag wel als bekend verondersteld worden. Zie voor de
jongste literatuur en voor een behandeling van verschillende moeilijk
heden het prae-advies van Prof. Mr. H. J. Beekhuis, in 1940 uit
gebracht voor de Broederschap der Notarissen in Nederland en de
artikelen in het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Re
gistratie (W.P.N.R.) nos 3206, 3677 e.v. en 3698.
Met betrekking tot de drie in het begin der Resolutie gestelde
vragen werd als volgt beslist:
1Uit de bovenstaande uiteenzetting vloeit voort, dat de hypo
theekbewaarder niet gerechtigd is de overschrijving van een
dergelijke akte te weigeren. Deze akte zal derhalve, gelijk elke
andere akte van overdracht van onroerend goed dienen te
worden overgeschreven in de openbare registers.
2. De algemene regel, dat op een in- of overschrijving van een
akte toepassing van de daarin vervatte overgang enz. in de
daartoe bestemde registers volgt, kan ook in dit geval toepassing
vinden.
Daarbij behoort enerzijds te worden gelet op het belang van
het publiek, dat een eenvoudige en de weg tot de overgeschreven
titel wijzende aanduiding eist, doch anderzijds mag het belang
van de fiscus daarbij ter zake van de heffing van grondbelasting
niet uit het oog verloren worden. Naar de mening der administra
tie wordt met beider belang voldoende rekening gehouden, indien
de verdiepings-eigendom in de kadastrale legger als mede
eigendom in het kadastrale perceel wordt aangeduid (vergelijk
oud art. 118 I.K.). Er vindt derhalve in casu geen splitsing
18