Toch blijf ik hopen, dat het Minister Hofstra nog zal gelukken, de
weg te vinden om op korte termijn de achterstand te doen inlopen.
Ik weet wel, dat sommigen dit van mij erg optimistisch zullen
vinden, maar ik heb toch nog die hoop.
Bij stemmingen voor ruilverkavelingen wordt weieens gespot met
het stemmen door overledenen. Het is voor velen een ergernis, dat
dit kan gebeuren, maar het wordt toch echt niet veroorzaakt door
het slecht wezen van de kadastrale dienst. Hier zijn de eigenaren
de schuldigen, maar men moet die eigenaren, die zo slordig zijn in
het opgeven van hun eigendomsverandering, verontschuldigen,
want de kadastrale dienst geeft het voorbeeld van traag werken.
Ondanks de telkens herhaalde belofte, dat men zal reorganiseren,
dat men meer taken zal o v e r d r a g e n n a a r het
middelbaar personeel, dat men meer aandacht zal schen
ken aan de eigen opleiding, blijft die achterstand maar groeien. Het
zou bijna vervelend worden, er elk jaar op terug te komen, maar de
belangrijkheid van de dienst doet mij toch weer elk jaar zeggen,
dat voor de provincies, voor de gemeenten, voor de vele rijksdien
sten en ook voor de eigenaren van grond een goed functionerend
kadaster, dat bij is, een buitengewoon voorname bron van inlich
tingen vormt. Ik vraag dus weer aan deze Minister, of hij misschien
door verbetering van de honorering of op andere wijze een bij
zondere bijdrage in het komende jaar wil leveren voor het inhalen
van de achterstand bij deze dienst
De heer Hofstra, Minister van Financiën zei in zijn antwoordrede:
De geachte afgevaardigde de heer Engelbertink heeft zich onte
vreden getoond over de stand van de werkzaamheden bij het
kadaster. Dat de stand van zaken niet bevredigend is, is een sinds
jaren bekend feit. Het komt mij intussen voor, dat de heer Engel
bertink, sprekende over ,,het steeds meer achter raken van deze
dienst", zomede bij zijn kritiek op de leiding van de belasting
dienst, niet geheel billijk is geweest. Met name zou ik de leiding
van de belastingdienst hier in bescherming willen nemen en wil
len stellen, dat de door de geachte afgevaardigde gesuggereerde
oplossing om van het kadaster een afzonderlijke dienst te maken,
geen werkelijke oplossing is. De achterstand bij het kadaster is nl.
ontstaan door de snelle en aanzienlijke groei van de werkzaam
heden, waarbij in het bijzonder ook de ruilverkavelingsdienst een
rol heeft gespeeld, en door een onverwacht groot verloop van
personeel. De leiding van de dienst heeft dit wel degelijk ingezien
en sinds enkele jaren de jaarlijkse rekrutering van personeel aan
zienlijk opgevoerd. Deze rekrutering sorteert echter niet onmiddel
lijk effect, omdat met name de aspirant-tekenaars eerst een zekere
vooropleiding aan de bureaus doorlopen van ongeveer 6 maanden
en daarna nog een opleiding van 1 jaar ontvangen aan het Cen
traal Teken- en Opleidingsbureau te 's-Gravenhage. Ook na afloop
van deze opleiding zijn zij nog niet vol-produktief, terwijl bovendien
24