registers nodig is (b.v. in geval van erfopvolging, boedelmenging,
scheiding, legaat).
In het bestaande stelsel wordt de derde, die op de overschrijving
afgaat in het algemeen niet beschermd. Gepaard met het negatieve
stelsel gaat de lijdelijkheid van de hypotheekbewaarder. Deze lijde
lijkheid houdt in, dat deze functionaris de hem ter publicatie aan
geboden stukken in principe niet aan een onderzoek onderwerpt en
de publicatie ervan niet mag weigeren.
Na de invoering van het Burgerlijk Wetboek is in de vorige
eeuw van verschillende zijden geijverd voor de invoering van het
positieve stelsel, berustende op het beginsel dat derden in het
algemeen mogen vertrouwen op hetgeen in de openbare registers
is gepubliceerd. Deze strijd is thans geluwd. In 1953 is naar
aanleiding van het ontwerp van een nieuw Burgerlijk Wetboek
door Prof. E. M. Meyers aan de Tweede Kamer de vraag voorge
legd of het negatieve stelsel gehandhaafd dient te worden. Bij
de beantwoording van deze vraag bleek dat men van oordeel was
dat het negatieve stelsel dient te blijven bestaan, omdat aan de
realisatie van het positieve stelsel omvangrijke ambtelijke werk
zaamheden verbonden zijn, terwijl het bestaande stelsel ondanks
haar theoretische bezwaren in de praktijk niet tot grote moeilijk
heden aanleiding geeft. Wel waren zij van mening dat dit stelsel
zodanig dient te worden verbeterd dat derden te goeder trouw,
die afgaan op hetgeen in de openbare registers is gepubliceerd, in
bepaalde gevallen worden beschermd. Als gevolg hiervan is in het
ontwerp Burgerlijk Wetboek onder meer de bepaling opgenomen,
dat niemand een feit, dat hij had kunnen publiceren, maar dat niet
gepubliceerd is, kan tegenwerpen aan derden, tenzij deze dit ook
hadden kunnen weten uit andere bekendmakingen.
Dat het negatieve stelsel in de praktijk hoegenaamd geen be
zwaren oplevert is goeddeels te danken aan het feit, dat de hypo
theekbewaarder bij het ontdekken van gebreken in een akte de
belanghebbenden hiervan in kennis stelt en aan de nauwgezetheid,
waarmede de notaris te werk gaat bij het concipiëren van een
akte, die op grond van artikel 671a B.W. (ingevoegd bij de op
15 augustus 1956 in werking getreden wet van 28 juni 1956
Stb. 376) in gevallen van levering van onroerende zaken en van
vestiging van zakelijke rechten op onroerende zaken notarieel
moeten worden verleden.
Het voornaamste doel van de overschrijving in de openbare
registers is de publiciteit. Het is van belang dat vooral derden zich
door middel van het gepubliceerde op een zo volledig mogelijke en
gemakkelijke wijze op de hoogte kunnen stellen van de rechtstoe
stand van een onroerend goed. De ondervinding heeft uitgewezen
dat dit slechts mogelijk is indien de objecten aangeduid worden
met de kadastrale kenmerken en een administratie gebezigd wordt
die hierop is gebaseerd. Zonder zulk een administratie zijn de
openbare registers moeilijk te raadplegen. Een bijdrage tot het
5