steden als Brussel en Antwerpen bestaat een groot gedeelte van de nieuwbouw uit particuliere flats. In Italië v/ordt de eigendom van appartementen vooral aangevat als rechtsvorm, om arbeiders met be hulp van geldelijke steun uit de overheidskas aan een eigen en zo goedkoop mogelijk huis te helpen. Spanje kent al vanaf 1939 de wet telijke regeling van de eigendom van appartementen. Uruguay kwam hiermee in 1946, gevolgd door Argentinië in 1948. In Oostenrijk noopte de opmars van de bouw van particuliere flats in dat zelfde jaar 1948 tot een wettelijke voorziening. West-Duitsland, met zijn moderne hoog bouw naast de puinhopen der oude stadswijken, bracht in 1951 door de Wohnungseigentumsgesetz modernisering van de wettelijke rege lingen op dit terrein. Wij in Nederland hebben ook figuurlijk gesproken onze deuren en ramen naar alle kanten open. In mijn artikel over ,,Het Kadaster en de toekomst' heb ik al naar deze karaktertrek van de Nederlander ver wezen. Het begin van het ruilverkavelingswerk en de opbouw van een eigen fotogrammetrische dienst werden toen als voor de hand liggende voorbeelden genomen. Ook bij de schepping van wettelijke maatrege len op het gebied van de eigendom van aparte flats zijn onze figuur lijke deuren en ramen wijd opengezet, is men te rade gegaan bij de theorie en de praktijk van de buitenlandse wetgeving op dit terrein van de etagewoning", de „stukeigendom de „gebouwdelen", het „flatperceel", zoals men ze in de beginne aanduidde. Dat te rade gaan kon te gereder, omdat het leven der mensen in de verschillende landen steeds meer aan een bepaalde integratie onderhevig is, het burenrecht in de luxe- en minder luxe „woonkazernes verscheidene algemene trekken moet vertonen, omdat hier en elders dezelfde pro blemen naar voren komen, die aan het moderne wonen in een heden daags flatgebouw verbonden zijn, al moge dan de uitwerking in onder delen van dit burenrecht uiteraard zijn afgestemd op de eigenheid van elke afzonderlijke landaard. Overal waar men „flatpercelen aantreft, heeft men te maken met Ie ermee gepaard gaande onderscheiding van de gemeenschappelijke en de persoonlijke zaken. En wanneer men het flatgebouw beschouwt, wat blijft er in feite dan eigenlijk over voor (het persoonlijk deel van de afzonderlijke eigenaar? Een der beste kenners, uit onze kadastrale kring, van deze materie zei het ons zo kernachtig op de Iandmeetcur- sus: Het gehele flatgebouw is zonder de ondergrond onbestaanbaar; een appartement is zonder de fundamenten, buitenmuren, trappenhui zen, gangen, woonlaagvloeren, daken enz. der totaliteit niet denkbaar. Doch de vloer van de ene flat is het plafond van de eronder ge legene; de muren tussen de appartementen en gangen zijn „gemene muren". Privé, dat blijken bij nadere beschouwing slechts de binnen- muurtjes en de Iuchtkolom van de flat tussen de zes gemeenschap pelijke wanden. Met dit laatste voor ogen is het begrijpelijk, dat (te lezen in de Memorie van Antwoord bij het wetsontwerp) bij de Staats commissie tot herziening van de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving de opvatting bestond en bestaat, dat de rechtspositie van de flat eigenaren hoofdzakelijk wordt bepaald door het mede-gerechtigd zijn in het gehele gebouw en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. 60

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1959 | | pagina 16