Opgaven mei landmeetkundige inslag introduceerd, maar dat deze eigendom ook op een heel aparte manier in de kadastrale grondboekhouding werd verwerkt. Een dualisme is ermee in het systeem ingeslopen, welke in Frankrijk en België ver meden is, nl. de omstandigheid, dat de kadastrale aanduiding van de totaliteit op plan en in legger (voor de verticale eigendom een stevige eenheid) geheel anders is. Op het kadastrale plan komt het apparte mentscomplex onder het vervallen nummer voor. Uit het kadastrale plan blijkt in het geheel niet, of men met een appartementscomplex te maken heeft. Waar in de praktijk meestal dit complex een aaneenge sloten totaliteit omvat, in eerste instantie bestaande uit een geheel kadastraal perceel, ware te overwegen, op het plan alleen de complex aanduiding te stellen, dus in ons voorbeeld 8316A, door welke aandui ding de omissie in het kadastrale plan zou zijn opgeheven. Opgave LXX Allereerst moet de grootte berekend worden van de twee percelen voor de grenswijziging. Omdat de nieuwe grens PQ loodrecht op de zijde AD moet staan, ligt het voor de hand de coördinaten van de hoekpunten vast te leggen in een coördinatenstelsel met b.v. A als oorsprong en AD als x-as. Voor B, C en K vinden we '~t~ 47,144, 197,810; 284,911, 155,398; 162,011, 177,320. We kun nen hiervoor achtereenvolgens toepassen cosinusregel, projectiestelling en meetpunt- of transformatieberekening. De coördinaten van C zijn echter ook heel goed met behulp van een iteratieberekening te bepalen. Gaat men voor de benaderde ordinaat van C uit van 4* 155,40, dan vindt men als tweede benadering 155,398, die meteen al blijkt de juiste waarde te zijn. De lengte van EK kunnen we ook berekenen: 179,80 m. De grootte van het linker perceel stellen we vast door bij het opper vlak van vierhoek ABKE dat van de strook te voegen. Dit laatste bepalen we het eenvoudigste door het oppervlak berekend uit de oude meetgetallen te vermenigvuldigen met 179*65 V°or het linker- en rechterperceel vinden we respectievelijk 23607,21 ca en 23358,39 ca. Nu zijn we toe aan de inrekening van de rechte PQ. Dit kunnen we op verschillende manieren doen. 1°. Door toepassing van de trapsgewijze benadering, zoals beschre ven in Landmeten door A. C. J. Ho f, 2e druk, bïz. 122. In de Studierubriek op bïz. 191 van de vorige jaargang is ook nog een uitgewerkt voorbeeld opgenomen. Verschillende inzenders hebben haar toegepast. Als we de voetpunten van de loodlijnen uit B en C neergelaten op AD noemen achtereenvolgens B' en C', komen wij hier tot de vol gende berekening: 68

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1959 | | pagina 24