75
grond van nieuwe voorschriften nodig werd, kopieën van het metings
veldwerk te tekenen.
De veldwerkportefeuille nu nog in gebruik deed haar intrede!
In de eerste tijd meende men wel te kunnen volstaan met een heel
eenvoudige wijze van opberging van schetsen en veldwerken. Op geen
stukken na heeft men echter kunnen bevroeden hoe snel het kadaster
archief zou uitgroeien. Schetsend in de volgorde waarin gemeten werd,
soms zonder de secties alfabetisch te bereizen, hield men de veldwerken
gemeentesgewijs uit elkaar. Aldus werkend meende men voor een
normale gemeente aan één portefeuille per halve eeuw zeker voldoende
te hebben. Ja, zelfs kwam het voor dat de veldwerken van een ge
meente samen met die van een andere gemeente in één portefeuille
werden opgeborgen.
Dit alles is voorbij; een jaar of dertig terug begonnen de veldwerk
archieven uit te dijen en menige toen nog kleine forensengemeente bezit
nu secties waarvan de nummering der percelen tegen de tienduizend
aankomt of ver te boven gaat. Het archief van veldwerken en hulp-
kaarten groeide steeds verder uit; er zijn secties met tussen de 1500 en
2000 veldwerken, wat wil zeggen dat bij landmeetkundig onderzoek
van een oude kadastrale grens acht tot tien veldwerkportefeuilles moe
ten worden losgepeuterd en voorzichtig opengelegd. En meestal even
veel hulpkaartportefeuilles.
Vroeger moest men alle veldwerken minutieus kopiëren; menig
landmeter behield de kopieën als minuutveldwerk in het eigen archief
omdat de kopie meestal duidelijker en mooier was. Zijn eigen veldwerk
werd dan opgezonden voor het schaduw-archief van de Ingenieur-
Verificateur.
In de twintiger jaren kwam de huidige doordrukmethode tot ont
wikkeling, waarvan de voordelen boven de oude methode ons bekend
zijn. Op een der nadelen wil ik in het raam van dit onderwerp even
wijzen. In tegenstelling tot het dikkere tekenpapier dat bij de oude
methode werd gebruikt en dat handzaam stroef was, is het tegenwoor
dig veldwerkpapier, ook al omdat de achterkant een bewerking met
talkpoeder moet ondergaan, uiterst glad. Niet zelden glijdt de inhoud
van onze ouderwetse veldwerkportefeuille en wij hebben geen
andere tussen de beide helften weg, met alle tijdverlies, ergernis en
mogelijke verminking van het kostbaar archief die aan zo'n incident
verbonden zijn. Daarbij komt, dat de gladde veldwerken de neiging
hebben, om omgebogen uit de portefeuille weg te zakken, waardoor
beschadiging der onderranden blijkens de praktijk helemaal niet
denkbeeldig is. Verder is het opzoeken van veldwerken en hulpkaarten
uit verschillende portefeuilles zeer tijdrovend, omdat voor het steeds
weer opentrekken en dichtknopen der sluitbanden (soms tot rafelige
touwtjes verworden) veel te veel handgrepen moeten worden verricht.
De heer Craenen, werkzaam aan het bureau van de landmeetkundige
dienst te Amersfoort, heeft getracht een systeem te ontwerpen dat de