Uii andere publikaiies
Het uitzetten van cirkelbogen
De loodlijn, uit het midden van een boog neergelaten op een der
raaklijnen in de eindpunten van de koorde, is gelijk aan de pijl. Hoe
met deze eenvoudige stelling, zonder rekenwerk, een boog wordt uit
gezet, toont H. König in D e r F I uch t s tab (uitgave van het
Verband Deutscher Vermessungsingenieure) van mei/juni 1958.
Van twee gegeven rechten wordt het snijpunt S bepaald en de
afstand naar het gegeven tangentpunt A gemeten. Het tangentpunt B
vinden we door uitzetting van SB AS. We bepalen het midden C
van koorde AB en zetten langs de raaklijn uit AD AC. E is het
midden van CD. Het midden F van de boog vinden we in het verlengde
van AF (de bissectrice van BAS) tussen de punten C en S; de
afstand CF, de pijl, moet gelijk zijn aan DF.
We bepalen nu het midden G van de tweede koorde AF en zetten
langs de raaklijn uit AH AG. In de punten G en H richten we
loodlijnen op ter lengte van XA CF, die dan slechts een geringe cor
rectie behoeven om punt 2 te vinden, dat immers weer op gelijke af
standen van G en H ligt. Dezelfde bewerking wordt herhaald op de
koorde A-2 voor het bepalen van punt 1hierbij is /<4 van de vorige
pijl (G-2) al nagenoeg juist. Van dit punt 1 bepalen we de loodlijn
en het voetpunt op de koorde AF en vinden met deze gegevens punt 5.
De punten 4, 5 en 6 kunnen nu worden uitgezet op de koorde FB
met dezelfde maten als de punten 1, 2 en 5 t.o.v. koorde AF.
Het dubbele van de loodlijn uit punt 1 op de raaklijn moet nage
noeg gelijk zijn aan de loodlijn uit een punt van de boog op het ver
lengde van twee voorgaande punten. Ter controle meten we deze
loodlijnen in de punten 5, F, 4 enz. en ook de afstanden tussen de
punten op de boog, die gelijk moeten zijn.
Een ander in het terrein uitvoerbaar vraagstuk treffen we aan in de
rubriek Theorie und Praxis van Der Vermessungstechni-
77