100
siveerd. Verder is er vermoedelijk sprake van „verborgen werkloos
heid". Daar de factor arbeid ongeveer de helft van de produktie-
kosten vormt, maakt deze niet-geregistreerde werkloosheid onze
landbouw duur, en geeft ook het ingezette kapitaal slechts matig ren
dement. Onze landbouw heeft kennelijk de intensiveringsgrens be
reikt, waarbij de laatst aangewende hoeveelheden kapitaal en arbeid
geen rente meer opleveren. Naar gegevens van landbouwboekhoud-
bureaus bedroeg de opbrengst per 100 gulden kosten in de laatste
jaren eveneens ƒ100, dat wil zeggen, dat er geen winst wordt
gemaakt. Dit resultaat is dan nog sterk geflatteerd, want alleen dank
zij de garantietoeslagen van de regering was het mogelijk dat de
kostprijs nog juist werd gehaald. Deze steun kost onze samenleving
handen vol geld. Het tekort van het landbouwegalisatiefonds liep van
1949 tot 1957 op tot 1.780.000.000 gulden. De landbouwbegroting
van dit jaar vermeldt wederom een nadelig saldo van 312 miljoen.
Het is dus moeilijk nog te spreken van een gezonde situatie in de
landbouw; ondanks de overheidssteun floreert de landbouw niet.
Eigenlijk behoeft dit alles geen verwondering te wekken. De land-
bouwkoek moet door veel te veel mensen gedeeld worden en de
porties worden dan nodeloos klein. De 20% der totale beroeps
bevolking die in de landbouw werkt, draagt slechts 13 bij in het
nationale inkomen (1956).
Een vergelijking van verschillende volken leert, dat er een streng
verband bestaat tussen algemene welvaart en agrarische economie.
Een kenmerk van achtergebleven gebieden is, dat het grootste deel
van de bevolking in de landbouw werkt (in China bijv. 80 Het
land verkeert dan nog in het zogenaamde fellah-stadium. Er zijn tien
boeren nodig om één stedeling te voeden. In een moderne industrie
staat is het omgekeerd. In Engeland werkt slechts 5 in de land
bouw. Eén boer voedt hier 4 stedelingen.
Hoe dichter een land bevolkt is, des te groter is het surplus aan
werkkrachten dat buiten de landbouw werkzaam kan zijn. Voorop
gesteld, dat in een land de noodzakelijke agrarische werkzaamheden
verricht worden door een deel van de bevolking, dan krijgt een groot
deel van de rest zijn handen vrij voor industriële arbeid. Bij onvol
ledige alternatieve aanwending wordt evenwel een schijnoplossing
gezocht .in een ver doorgevoerde opsplitsing van de cultuurgrond.
Dit gaat ten koste van de algemene welvaart. Bezien we hiertoe het
volgende lijstje, waarin enkele heterogene gegevens achter elkaar
zijn geplaatst.
Percentage der
Netto inkomen beroepsbevolking Gemiddelde
per hoofd in werkzaam in bedrijfsgrootte
dollars de landbouw in ha
Verenigde Staten
Denemarken
Nederland
China
1870
750
500
80
10
22
20
80
100
17
0,8
6,8