moet men ordenen. Maar door een ongunstige regionale spreiding
der industrie werd het tekort niet volledig aangevuld en zo ontstond
een kostbaar van elkaar wegsnoepen van arbeiders. In de hoogcon
junctuur van 1955 bedroeg het personeelsverloop van mannelijke
werknemers in metaalfabrieken 107 per jaar. Voor enige daalders
méér veranderde de industrie-arbeider grif van werkgever. Het Ne
derlands Instituut voor Efficiency berekende dat de vervanging, om
scholing, inwerking enz. 250,— tot ƒ5000,— per persoon per jaar
kostte, zodat hier op grootscheepse wijze vernietiging van kapitaal
plaats vond.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat dit mede veroorzaakt
werd, doordat in ons land een beleid gevoerd werd, waardoor land
arbeiders werden vastgehouden. Wij hadden de kans om een achter
stand van tachtig jaar met Engeland in te lopen. In dit land was het
aantal agrarische werknemers reeds door de eerste industriële revo
lutie tot 5% teruggebracht, tegen in ons land indertijd nog 40%.
Volkomen ten onrechte werd echter in ons land nog in 1958 ge
vraagd om gelijkschakeling van de landarbeidersionen met die van
arbeiders in de industrie (bijv. Ir. L. van Rijke in Landbouwvoorlich
ting 1958-347). Dit terwijl- de wereldmarktprijzen van agrarische en
industriële produkten hoe langer hoe ongunstiger t.a.v. de eerste
verliepen.
Duitsland vertoonde in dit opzicht een betere aanpassing. Het
landarbeidersuurloon lag 40 pfennig lager dan het laagst betaalde
niet-agrarisch beroep in de dorpen. Het gevolg was een exodus naar
de industrie. Tienduizenden kleine boeren gingen eveneens. Dit was
uiteraard geen ongunstig verschijnsel. De overblijvende bedrijven
werden vergroot met vrijkomend land en op grote schaal werd tot
mechanisatie overgegaan. Industrialisatie werd tot algemene regel
gemaakt alvorens in de landbouw in te grijpen. Duitsland heeft be
grepen dat ruilverkaveling in gebieden met zeer veel kleine bedrijven
kostbaar en weinig effectief is, en zocht dus heil in vestiging van in
dustrie, waardoor kleine bedrijven verdwijnen. Positieve sanering is
in dit geval niet nodig. Voor het Grüne Plan werd verder in 1957
1200 miljoen D.M. uitgetrokken, te besteden aan subsidie op kunst
mest, bijslag op melk van ziektevrij vee, financiering van ruilverkave
ling en het verbeteren van landwegen. Nederland gebruikte onder
wijl economische lapmiddelen zoals marktordening, prijsgaranties,
consumentensubsidies, terwijl de bestedingsbeperking de afwikke
ling van ruilverkavelingen vertraagde. Verder werd door de S.B.L.
een moeizaam aankoop- en toewijzingsbeleid gevoerd.
Gelukkig neemt dit de laatste jaren een wending. Er zijn miljoenen
uitgetrokken voor industriespreiding. Het juiste verband met ruilver
kaveling is echter nog altijd niet getroffen. Een auteur vermeldt dat
stimulering van industrie niet tot de competentie van de Plaatselijke
Commissie behoort, doch aandacht verdient in het kader van de
sociaal-economische nazorg. Het is duidelijk dat dit de paarden ach
ter de wagen spannen is. Beter is éérst te industrialiseren en dan pas
verkavelen. Reeds nu vindt op geringe schaal een landvlucht plaats
na toepassing van een ruilverkaveling. Vele mensen blijken met
103