ac =2 sin Va a cos Va a cotg a) 0,7 mm (1)
en ao 2 1 sin Va cos Va (<5 cotg 0,7 mm. (2)
ac tg Va ft aD tg Va a
tg Va a tg Va
ac tg Va /J aD tg Va a - lf
ap= tg Y, a tg V. ft h"{S tgCD)' (4)
bP=*C=i*. (5)
tg Va a v 7
mp y ap2 bp2. (6)
95
Noemen we de afwijkingen in C en D, loodrecht op CD, resp.
ao en an, dan bedragen deze:
Nu is CP I tg 1/2 a en PD I tg y2 De afwijking in P, lood
recht op CD, voor zover deze een gevolg is van ac en 3d, bedraagt
dan:
Omdat echter het punt P als snijpunt bepaald wordt vanuit C,
heeft de volstrekte fout van de uit de coördinaten van C en D te
bepalen tangens en cotangens van CD ook een afwijking in P tot
gevolg. Deze afwijking, loodrecht op CD, bedraagt CP 8(co)tg CD
I tg i/2 a (8 tg CD). Duiden we de totale afwijking in P, loodrecht
op CD, aan met ap, dan vinden we daarvoor:
Omdat PM loodrecht staat op CD, veroorzaakt ap een afwijking in
P, die we bp noemen, loodrecht op ap en die zich tot ac ap ver
houdt als PM CP, zodat:
Het resultaat van de afrondings- en interpolatiefouten is een af
wijking in P:
Gaan we ter vereenvoudiging van het voorgaande uit van onge
veer gelijke hoeken a en (daarover bestaat in de kwestie eigenlijk
geen verschil van mening), dan kan formule (3) vervangen worden
door ac maximum, indien ac en öd hetzelfde teken hebben. Hebben
ac en ad een tegengesteld teken, dan kunnen de afrondingsfouten
in formules (1) en (2) wel eenzelfde teken hebben; formule (3) kan
dan worden vervangen door maximaal 0,7 mm.
Een globale berekening, waarin de maximale volstrekte fouten van
het formulier kad.nr. 62 zijn verwerkt en voor de maximale volstrekte
fout van 8 (co)tg CD is aangenomen 5.10"7, geeft het volgende
resultaat in cm, indien I 10 km.