96 a p d cotg a ac acen aömet tegengest. teken ac aD grootste af wijking ap bp I rap ap bp mp 90 1,1 1,16 0,07 0,43 1,96 2,02 1,16 -f 0,43 0,50 1,67 2,02 100 1,0 1,08 0,07 0,50 1,64 1,74 1,07 4- 0,50 0,50 1,65 1,74 110 1,1 1,16 0,07 -b 0,59 1,55 1,70 1,16 4- 0.59 0,50 1,82 1,82 133 1,5 1,36 0,07 0,83 1,36 1,63 1,36 4- 0,83 0,50 2,25 2,25 150 2,2 1,63 0,07 4- 1.20 1,21 1,75 1,63 4- 1,20 0.50 2,88 2,88 In dit interessante voorbeeld van een voortplanting van afwijkingen wordt de deugdelijkheid van het formulier kad.nr. 62 onderstreept en de overbodigheid van een beperkende bepaling voor de bereke ning volgens Cassini voldoende aangetoond. Van de door mij verworpen methode met barycentrische coördi naten zegt de schrijver: „Dat de onderhavige methode langer duurt dan de methode-Cassini, is natuurlijk juist, maar ik acht ze bijzonder geschikt voor mensen, die slechts zelden een snelliuspunt berekenen en geen grote vaardigheid in het machinerekenen hebben. Zij kun nen direct zien wat ze moeien doen en zij zullen het prettig vinden, dat elk stukje van de bewerking wordt gecontroleerd." Mijn beroep op de H.T.W. heeft niet mogen baten. Laat ik het anders proberen: door te citeren uit het T.v.K. en L., jrg. 1949 blz. 186/7. We lezen daar: ,,lk wil nog opmerken, dat naar mijn mening in vele gevallen de geroutineerdheid van een rekenaar van minder belang zal zijn dan de accuratesse en dat een te ver doorgevoerde controle deze accuratesse kan beïnvloeden." En: „Veeleer is het nodig dat de rekenaar accuraat is. Overigens baseert men een werk methode niet in de eerste plaats op ongeroutineerde rekenaars." Met de door mij aangevoerde argumenten zijn deze woorden van Mr. Ir. S. M. Meelker vernietigend, niet alleen voor het formulier kad.nr. 35, maar voor het merendeel der kadastrale rekenformulieren. De heer Harkink kan spreken van „formulieren waar men zeer vertrouwd mee is geworden" (blz. 15), de tientallen jongeren, die jaarlijks in dit vak worden opgeleid, zullen het hem net zo min na zeggen als afgestudeerden van t.h. en h.t.s. Een universeel formulier, zoals dit door mij in zijn voorlopige vorm werd gepubliceerd, zal daarin verandering kunnen brengen. Als de heer Harkink daarop niet eenzelfde gefundeerde kritiek kan leveren als door mij is gedaan op nagenoeg alle kadastrale rekenformulieren, zal dit formulier zeker zijn intrede wel doen. Op blz. 11 bespreekt de schrijver de snijpuntsbepaling van een rechte met een cirkel (zie dit Orgaan, jrg. 1957 blz. 7) en plaatst dan de opmerking: „De heer Rijsdijk moet hiermede toch voorzichtig zijn, want het snijpunt van een rechte met deze cirkel (r 1000) kan hierdoor, bij zeer schuine snijding, wel tot 1,57 mis komen te liggen." Zou de heer Harkink dit eens willen aantonen? In afwachting van het antwoord hierop kunnen we alvast trachten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1959 | | pagina 8