„Het is in het algemeen niet juist, dat van de oorspronkelijk
verkregen voordelen reeds vele weer teniet zijn gegaan of dreigen te
gaan. Waar dit in een enkel geval voorkomt, is dat een bewijs,
dat de bevolking nog niet voldoende rijp was voor een ruilver
kaveling. In verreweg de meeste gevallen echter blijkt, dat de
bevolking de waarde van een goede verkaveling beseft en daar
ook naar handelt.
Ter illustratie is een vergelijking gemaakt van de huidige ver
kavelingstoestand met die op het tijdstip van de overschrijving
der akte voor de blokken Nieuw-Leusden (1200 ha) en Moergestel
(800 ha), welke ruilverkavelingen in 1927 onderscheidelijk in 1934
gereed kwamen." In stuk 2063, nr. 7 werden deze resultaten in
kaartvorm overgelegd.
Vervolgens werd in 1956 in opdracht van de Commissie van
Advies inzake de uitgifte van Domeingronden (de Commissie
Hofstee) een onderzoek ingesteld naar de ontwikkeling van de
eigendomstoestand in de ruilverkavelingen Nieuw-Leusden en Stap
horst (1800 ha en gereed gekomen in 1937). In beide gebieden
werd geconstateerd, dat het aantal eigendommen, zowel als het
aantal eigendomskavels is afgenomen.
Tenslotte werd in 1958 door de Cultuurtechnische Dienst voor
een tweetal ruilverkavelingen in Drenthe, t.w. liffelter Made
(400 ha) en Havelter Made (400 ha), resp, tot stand gekomen in
1931 en 1929, een onderzoek ingesteld naar de wijzigingen in de
eigendomstoestand. De conclusie luidt dat een bezitsvergroting is
tot stand gekomen van 15 tot 20%, terwijl bij verkoop en/of
vererving in totaal 9 percelen, t.w. 3 zijn gesplitst.
5. Indien de minister vraag 3 ontkennend beantwoordt, kan hij
dan mededelen:
a. waarom tot nu toe een dergelijk onderzoek vanwege zijn
departement niet is ingesteld;
b. of hij bereid is om, in verband met de boven gesignaleerde
uitlatingen, alsnog ten spoedigste in een voldoend aantal vóór
1956 afgesloten ruilverkavelingen een nauwgezet onderzoek naar
de eigendoms- en gebruiksverslechteringen en -verbeteringen van
de kavelindelingen tengevolge van verkoop en vererving te
doen instellen.
5a. Vanwege het departement van de ondergetekende werd in
de voorafgaande jaren geen systematisch en nauwgezet onderzoek
naar de verslechtering en eventuele verbetering ten aanzien
van de gebruiks- en eigendomsverhoudingen in een aantal afge
sloten ruilverkavelingen uitgevoerd, omdat niet een zodanige behoefte
hieraan werd gevoeld, dat hiervoor mankracht, tijd en geld be
schikbaar konden worden gesteld. De overwegingen die tot dit
standpunt leidden waren onder meer gelegen in de resultaten van
de enkele verrichte onderzoekingen, waarop het antwoord op
vraag 4 doelt, de aanwezigheid van wettelijke bepalingen (land
bouwkundige toetsing bij overdragen van land, voor zover begrepen
onder de werkingssfeer van de Wet op de Vervreemding van
Landbouwgronden) en het relatief geringe bedrag, dat wordt ge-
156