Naar mijn gevoel moeten we de ontwikkeling van deze bijwer
kingsprocedure als het drama van onze dienst beschouwen. Want
terwijl men enerzijds de resultaten van de bijwerking terecht zo
slecht vond, dat men overging tot het oprichten van B.L.W.-her-
metingsbureaus, teneinde zo snel mogelijk aan goede plans te
komen, ging men 10 jaar later geheel overstag, door elke waarde
aan het bijblad te ontkennen, door deze te vervangen door een
kopie ten behoeve van het vervaardigen van de befaamde filmplans.
Vragen wij ons eerst af, hoe het mogelijk was dat het resultaat
van de bijwerking zo slecht is uitgevallen.
Men weet het: het bijblad is de basis van ons kaartmateriaal,
waarop het resultaat van metingen en bij metingen op schaal wordt
uitgedrukt. Het lijkt vanzelfsprekend die latere bijmetingen van
veranderingen op een gekaarteerd plan ook weer door kaartering
aan te brengen.
Toch is men laat op deze gedachte gekomen. Oorspronkelijk
werden nl. de veranderingen aangebracht door kopiëring van een
bijgekaarteerde kopie van het bijblad zelf (hulpkaart). Het is niet
verwonderlijk dat deze indirecte methode van bijhouden, waarbij
door tweemaal kopiëren moest worden getracht de nieuwe lijnen
op de juiste plaats over te brengen, al spoedig tot onnauwkeurig
heden leidde. Men moet maar eens een serie hulpkaarten die de
veranderingen van een bepaald perceel over enkele jaren betreffen,
op de spiegel vergelijken (alleen de oude lijnen).
Want er waren allerlei factoren, die het systeem een zeer
dubieuze waarde gaven, zoals:
1. de dikte van de beide papieren en de plaats van het licht van de
kopiëerspiegel (parallax). Vroeger soms slecht licht op de toen
gebezigde daglichtspiegels;
2. de nauwkeurigheid van de tekenaar, afhankelijk van aanleg,
gezichtsscherpte, psychologische toestand, e.d.;
3. werking van de papieren gedurende het kopiëren, o.a. door het
warm worden van de spiegel;
4. de interpretatiedeskundigheid om een niet (meer) sluitende
hulpkaart goed aan te leggen;
5. andere, ook aansluitende veranderingen, aangebracht door niet
dezelfde tekenaars, die met hun eigenschappen oorzaak waren,
dat de eerste vier genoemde factoren een andere invloed op het
resultaat uitoefenden.
Talrijke bijbladen van 1959 zijn het resultaat van het over meer
dan honderd jaar aanbrengen van veranderingen langs deze in
directe weg, een methode die ernstig afbreuk heeft gedaan en nog
doet aan de intrinsieke waarde van ons belangrijkste kaartmateriaal.
Dit is de grootste oorzaak van vele slecht sluitende plans (de teken
kamers kunnen er van meepraten). Dit maakt hermetingen nood
zakelijk!
Immers wanneer de intrinsieke waarde onvoldoende is, moet men
overgaan tot hermeting, die ten doel heeft kadastrale plans te ver
vangen door nieuwe van hogere intrinsieke waarde (art. 352 I.K.).
Toch is de nieuwe I.K. het met boven omschreven indirecte wijze
140