van bijwerking eens en vindt zij een hulpkaart waardevoller dan
het bijblad, want ,,na de opneming te velde worden de nieuwe lijnen
door kaartering op de hulpkaart aangebracht" (art. 128) en „wor
den de bijbladen jaarlijks van de hulpkaavten bijgewerkt (art. 281),
zelfs „onverwijld, als het hulpkaarten betreft waarop vermeld staat
„filmplan aanwezig" (art. 289).
Zoals gezegd gaat men thans nog verder en wordt iedere waarde
van een goede kaart ontkend door art. 267 dat zegt, dat we het
ook wel met een kopie van het bijblad kunnen doen als we een
lichtdruk als netteplan nodig hebben. „Hieraan voorafgaand (het
maken van een lichtdruk) wordt het bijblad vernieuwd door
kopiëring".
Het is de tendentie van dit laatste artikel, dat tot het ver
bijsterende gevolg heeft geleid, dat een groot gedeelte van onze
bijbladen is vervangen door op de spiegel vervaardigde kopieën,
niet, zoals vroeger, door speciaal voor dit werk getrainde tekenaars,
maar door jonge C.T.O.-tekenaars, voor wie plans kopiëren straf
werk is en een bijblad dikwijls niet meer betekent dan voor de
ouderen een getekend veldplan. Niet verwonderlijk, omdat de waar
dering groeit met de ervaring. Het resultaat van het werk wordt er
echter door bepaald.
Welnu, van deze „aan de lopende band" (hoe meer percelen
per dag hoe beter) verkregen kopieën, worden de filmplans afge
drukt, filmplans die geen ander doel hebben, maar ook niet meer
kunnen hebben, dan medium te zijn voor de vervaardiging van licht
drukken.
Er was een tijd dat deze filmplans nog andere mogelijkheden
boden. Reeds in 1951, in het januarinummer van dit Orgaan, opper
de ik het idee om het filmplan (toen nog kodagraph-filmals bijblad
te gebruiken.
De evolutie van het filmplan die daarop volgde, maakt echter dat
dit idee niet meer uitvoerbaar is zonder eerst weer een stap terug
te zetten, althans voorzover het de reeds bestaande filmplans
betreft.
Want dat berust immers op de gebrekkige manier van de ver
vaardiging via een imitatiebijblad, terwijl men eenvoudig een film
plan met de trekpen had kunnen kopiëren van het oorspronkelijke
bijblad. En daar is vervolgens de bijwerking gedurende zes jaren
op lange afstand van naar schatting 7000 filmplans door jonge teke
naars te Amsterdam, die geen enkele binding hebben, noch met ;de
plans, die van andere kantoren zijn, noch met de hulpkaarten, die
ze niet gemaakt hebben. Het is begrijpelijk dat dit automatische
werk met een minimum aan interesse wordt uitgevoerd. En de
resultaten? Men vergelijke eens een zelf bijgewerkt bijblad met een
lichtdruk van het centraal bijgewerkt filmplan.
Helaas: we kunnen het zaagsel niet zagen. De moeilijkheden van
de bijwerking van filmplans blijken ook uit een rapport van de
leiding van onze reproduktieinrichting te Amsterdam, dat zegt „dat
door de werking van de materialen wel enig verschil kan optreden
141